27 ste jaargang nr 1-2

maart 2008

Op zoek naar Sint-Jakob de Meerdere in Kemzeke (slot deel 1)[54]

 

John Buyse

 

 


 

 

 

1  Op zoek naar Sint-Jakob De Meerdere in Kemzeke  26ste jaargang nr 2-2

2 Op zoek naar Sint-Jakob De Meerdere in Kemzeke  26 ste jaargang nr 3-2 deel 1

  Op zoek naar Sint-Jakob De Meerdere in Kemzeke  26 ste jaargang nr 3-2 deel 2

3 Op zoek naar Sint-Jakob de Meerdere in Kemzeke  26 ste jaargang nr 4 - 4

 

4 Op zoek naar Sint-Jakob de Meerdere in Kemzeke (slot) 27 ste jaargang nr 1-2 deel 1

  Op zoek naar Sint-Jakob de Meerdere in Kemzeke (slot) 27 ste jaargang nr 1-2 deel 2

 

Terug

 


 

15. Noveenlitanie – gebed - octaaf

Om de verering van de H. Jakobus nog meer te doen herleven schreef pastoor Maqué in de Korte Oeffeningen een noveen, een litanie en een gebed[55]. Hij voerde een jaarlijks octaaf in en verkreeg twee aflaten van Rome.

 

De noveen is een reeks van negen dagen om tot de heilige te bidden om zijn bijzondere deugden na te volgen en om door zijn voorspraak gunsten van God te verkrijgen.

Op de negende dag van deze noveen vermeldde de pastoor een schadelijke plaag bij het hoornvee. De vergramden Godt stuurde ze naar de dieren, van 1742 tot 1746, om de mensen op te wekken tot boetvaardige werken en penitentie. De plaag was mond- en klauwzeer[56]. In het smeekgebed werd de hulp van de heilige ingeroepen om aan God te vragen deze pestilentiele ziekte weg te nemen.

 

Naast de litanie was er een gebed om te bidden wanneer men sig selven ofte eenige gedierten besproeyd met gewyd water.

 

Verder startte de pastoor met het octaaf van de H. Jakobus op de zondag voor Sint-Michielsdag[57]. Dit liturgische feest duurde acht dagen. Vanaf 1742 tot 1749 gebeurde dit met een dagelijkse plechtige mis om zeven uur, gevolgd door de zegening met de relikwieën.

 

Sint-Michielsdag of 29 september was de dag in 1187 waarop de eerste relikwieën van Stekelburg plechtig naar de kerk werden teruggebracht.

Vanaf 1750 viel de kermisdatum samen met het octaaf. De vroegmis van het octaaf was dan op zondag om zes uur en de hoogmis van de kerkwijding om half tien. Na de hoogmis ging een processie langs de Molenwijk. Om drie uur waren er vespers en lof. Op de volgende dagen van het octaaf bleef de dagelijkse mis om zeven uur.

Niet alleen tijdens het octaaf, maar ook op de eerste zondag van iedere maand en op de vier jaarlijkse hoogdagen werd na de vroeg- en de hoogmis gezegend met de relikwieën van de patroonheilige.

 

16. Aflaten

Benedictus XIV, paus van 1740 tot 1758, verleende twee aflaten aan de kerk van Kemzeke.

Blad uit de noveen

Wieop de feestdag van 25 juli gebiecht en gecommuniceerd had en devotelijk de relikwieën bezocht kreeg een volle aflaat[58].

Wie op de zondag voor Sint-Michielsdag in staat van gratie de relikwieën kwam bezoeken om te bidden volgens de gewoonte en intentie van de H. Kerk kreeg een aflaat van zeven jaar en zeven quadragenen[59].

 

Bij de eerste druk van de Korte Oeffeningen werden 200 bullen gedrukt met de tekst van de aflaten. Ze werden gebruikt voor de inhuldiging van de nieuwe relikwie.

De herdruk van 250 exemplaren diende voor het feest van de heilige en voor het octaaf[60].

Een bul is een pauselijke open brief geschreven op perkament, voorzien van een ronde loden zegel, een bulla, met doorgaans de beeltenis van de apostelen Petrus en Paulus.

De aflaten moesten om de zeven jaar vernieuwd worden[61].


 

De oorspronkelijke bul van de aflaten werd niet in het kerkarchief teruggevonden. E.H. Du Coulombier, pastoor van 1759 tot 1785, bewaarde ze in een witte doos in de kerkencom[62].

De enige gekende gedrukte bul is in bezit van dr. Van Mol te Kemzeke. Hij kon dit mooi ingekaderd exemplaar aankopen bij een antiquair te Sinaai.

 

17. Wijziging kermisdatum

Voor 1750 vierde men de kerkwijding op de zondag voor 25 juli, de feestdag van St-Jakob. Die begon met een plechtige hoogmis om half tien, waar gepreekt werd door een pater stationaris. Daarna was er een processie naar de Molenwijk. Deze kermisdatum werd ingesteld door Philippus Erardus Van der Noot, bisschop van Gent van 1694 tot 1730.

De maandag daaropvolgend was er om half negen een gezongen requiem als jaargetijde voor alle overleden parochianen. Na de mis was er een libera me domine en een processie naar het kerkhof, waar aan het beenderenhuis het de profundis werd gezongen.

 

Op datum van 25 juli zelf, het feest van de H. Jakobus en herinnering van de tweede overbrenging van de relikwieën van Jakobus en Sebastiaan was er opnieuw een plechtige hoogmis, met nadien een processie met de relikwiekast van Jakobus langs het kerkhof.

 

Vanaf juni 1750 werd beslist om de parochiekermis en de processie te verschuiven naar de zondag voor Sint-Michielsdag, wanneer men de overbrenging van de eerste relikwieën vierde.

De reden was dat de kermis meestal viel tijdens de oogst. Dit belette, volgens pastoor Maqué, de parochianen om met vreugde en rust, met hun vrienden, volgens loffelijke gewoonte te kunnen kermissen. Er waren ook veel klachten van meesters omdat ze hun dienstboden slechts met veel ruzie aan het werk konden krijgen[63].

Bul met de twee aflaten


 

18. Hoogaltaar


 

Het neogotisch hoofdaltaar werd in 1866 vervaardigd door beeldhouwer De Preter van Borgerhout[64].

Het werd geschonken door mevrouw Grart d'Affignies, geboren burggravin de Moerman d’Harelbeke, aan wie toen de heerlijkheid van Voorhout toebehoorde. Het kostte zevenduizend frank[65]. Haar obiit hangt rechts van het altaar van Sint-Sebastiaan.

Obiit en rouwprentje van Louisa de Moerman d’Harelbeke.

De wapenschilden van de schenkers zijn op het altaar afgebeeld. Links staat het wapenschild van Grart d’Affignies[66] en rechts dit van de Moerman d’Harelbeke[67]. De schildhouders zijn twee wildemannen. De kroon boven de schilden is van een burggravin. Boven de deur links van het altaar staan de initialen G A en boven de deur rechts M H, eveneens verwijzingen naar de hun familienamen.

Het historische schilderij van het hoogaltaar, de overhandiging van de eerste relieken, is al vroeger beschreven. Helemaal bovenaan staat een beeld van heilige Jakobus.


 

 


 

Boven: de wapenschilden van de schenkers van het hoogaltaar. Rechts: het beeld bovenaan het hoogaltaar.


 

 

 

 

19. Preekstoel

De preekstoel van 1857 is een fraai werkstuk van beeldhouwer Peeters uit Turnhout[68].

Op de kuip staan vier bas-reliëfs met voorstellingen waarbij de heilige Jakobus betrokken was. Hij behoorde tot de eerst geroepen apostelen en was met Petrus en Johannes het drietal, dat in de apostelkring een bijzondere plaats innam.

Dochter van Jaďrus

Het eerste tafereel gaat over de gestorven dochter van Jaďrus die opnieuw tot leven werd gewekt. Jaďrus was de overste van de synagoge te Kafarnaüm

Lucas beschrijft de scčne al volgt[69]: ‘Toen Hij aan het huis kwam, liet Hij niemand mee binnengaan behalve Petrus, Johannes en Jakobus, en de vader en de moeder van het kind’.

Gedaanteverwisseling

Over de gedaanteverwisseling op de berg Tabor schrijft de evangelist Matteüs[70]: ‘Zes dagen later nam Jezus, Petrus, Jakobus en diens broer Johannes met zich mee en bracht hem boven op een hoge berg, waar zij alleen waren. Hij werd voor hun ogen van gedaante veranderd: zijn gelaat begon te stralen als de zon en zijn kleed werd glanzend als het licht.  Opeens verschenen hun Mozes en Elia, die zich met Hem onderhielden’.

Hof van Olijven

Beschrijft de plaats, waar Jezus was in de nacht waarin Hij werd verraden.

Over dit tafereel schrijft Marcus[71]: ‘Zij kwamen in het landgoed dat Getsemane heette. Daar zeide Hij tot zijn leerlingen: ‘Blijft hier zitten, terwijl ik bid’. Hij nam Petrus, Jakobus en Johannes met zich mee en begon zich ontsteld en beangst te gevoelen. Hij sprak tot hen ‘Ik ben bedroefd tot stervens toe. Blijft hier en waakt’. Nadat Hij een weinig verder was gegaan, wierp hij zich ter aarde en bad dat dit uur, als het mogelijk was, aan Hem mocht voorbijgaan. ‘Abba, Vader’ zo bad Hij, ‘voor U is alles mogelijk: laat deze beker Mij voorbijgaan. Maar toch: niet wat Ik maar wat Gij wilt’. Toen ging Hij terug en vond hen in slaap’.

Onthoofding

Het laatste tafereel komt uit de Handelingen der Apostelen[72]: ‘Omstreeks die tijd legde koning Herodes de hand op enkele leden van de Kerk om hen te mishandelen. Jakobus, de broer van Johannes, liet hij met het zwaard ter dood brengen. Dit gebeurde omstreeks 44 na Christus.

Jakobus knielt terwijl de beul klaarstaat met opgeheven zwaard om hem te onthoofden. De Romeinse soldaten en een vierde persoon kijken toe. De pelgrimsmantel met schelpmotief en de pelgrimstaf met kalebas liggen op de grond[73].

 


 


Noten

[54] Voor het eerste deel d’Euzie, jg. 26, nr. 2, blz. 34-37, voor het tweede deel jg. 26, nr. 3, blz. 66-75, voor het derde deel jg. 26, nr. 4, blz. 113-117.

[55] Korte Oeffeningen’, o.c., noveen: blz. 10-21, litanie: blz. 21-23, gebed: blz. 24.

[56] Zie Thiron Jackie, Mond- en klauwzeer onder het hoornvee in de 18de eeuw, d’Euzie, jg. 20, nr. 2, juni 2001, blz. 71-73.

[57] R.A.B., Kerkarchief van Kemzeke, KF. nr. 18, Memorieboek, o.c., blz. 40.

[58] Deze aflaat werd verkregen via de heer Caesemaker uit Gent, die een brief naar Rome stuurde. Kerkarchief van Kemzeke, Opgave van de ontvangsten en uitgaven van de Pastoor van Kemzeke tussen 27 juni 1741 en 26 juni 1743: ‘Item voor het schrijven om vollen aflaet naer roomen aan mijn heer Caesemaker tot Ghent  tot 1-5-8’.

[59] Een quadrageen is een periode van 40 dagen, om een gedeeltelijke aflaat te vermelden vb. 7 jaar en 7 quadragenen is 7 jaar en 280 dagen. Het woord stamt uit de eerste Christentijd waar de gewoonte bestond om voor bepaalde zonden een boete van 40 dagen op te leggen.

[60] Kerkarchief van Kemzeke, Opgave van de ontvangsten en uitgaven van de Pastoor van Kemzeke tussen 27 juni 1741 en 26 juni 1743: ‘Item over het drucken der eerste bullen als de relique eerst sijn ingehaelt tot 0-7-3’, en: ‘Item over twee hondert vijftig bullen voor S. Jacob dagh, en zijn octave in september’.

[61] R.A.B., Kerkarchief van Kemzeke, K.F. nr. 19, Handboek van Mr. Franciscus Ludovicus du Coulombier, pastor der prochie van Kemseke begonst met den jaere 1777, blz. 4, ‘De Volle aflaeten van S. Jacob en S. Agatha sijn voor 7 jaeren lest vernieuwt den 5 maert 1772. Allebeijde wederom vernieuwt den 6 martii 1779, den 16 8ber 1787 voor 7 jaeren’.

[62] R.A.B., Kerkarchief van Kemzeke, K.F. nr. 19, Handboek van Mr. Franciscus Ludovicus du Coulombier,o.c., blz. 5, ‘Noteert dat de brieven van de bovenstaende aflaeten als oock die van de reliquien beruysten in den Kerkencom, de welke liggen in een witte doose’.

[63] R.A.B., Kerkarchief van Kemzeke, KF. nr. 18, Memorieboek, o.c., blz. 42.

[64] Beeldhouwer Peter Cornelis De Preter (1814-1866) van Borgerhout, staat in de lijst van Beeldhouwers, Zuidelijke Nederlanden en België, zie http://www.strecker.be/Beeldhouw/beeldhouwers/beeldhouwers_correspondentielijst.pdf

[65] Kerkarchief Kemzeke, Memorieboek der Parochiale Kerk van Kemseke 1865-1918. Nr III.- Hoog altaar. In de maand Juny van het jaar 1866, is er in de kerk van Kemseke een in gothiken trant verveerdigden altaar geplaatst tot hoogaltaar dienende, door Mr De Pretre, beeldhouwer te Borgerhout. Gifte van Mevrouw Grart, ten prijze van zeven duizend frank.

[66] Op het rode wapenschild van Grart d’Affignies staat een dwarsbalk van goud, met daarboven drie sterren. In de adelserkenning zijn deze laatste beschreven als trois molettes de sable. Het zijn dus geen sterren maar, in vertaling drie raderen in sabel (zwart). Het helmteken is een paardenkop en een -hals in sabel. Zie Duerloo, Luc en Janssens Paul, Wapenboek van de Belgische adel: van de 15de tot de 20ste eeuw, Brussel, Gemeentekrediet, 1992-1994, blz. 221-222.

[67] Op het zwarte wapenschild van Louise de Moerman d’Harelbeke staat een strijdbijl van goud met een naar binnen gebogen steel. Louise de Moerman had als eerstgeborene de titel van burggravin geërfd. De wildemannen zijn be­schreven als: ‘deux hommes sauvages au naturel, couverts et couronnés de feuilles de lierre, s’appuiant chacun sur une massue.’ Zie Duerloo, Luc, o.c., blz. 775-776.

[68] De kerkrekeningen vermelden een betaling aan F.C. Peeters op 15 maart 1860: ‘betaelt aen F. C. Peeters op rekening van den predikstoel 500 F’.

[69] Lucas, hoofdstuk 8 vers 51.

[70] Matteüs, hoofdstuk 17 vers 1-3.

[71] Marcus, hoofdstuk 14 vers 32-37.

[72] Handelingen der Apostelen, hoofdstuk 12, vs 1-2.

[73] Leo Vercruysse beschreef dit bas-reliëf als ‘De onthoofding van Johannes de Doper’, zie Vercruysse Leo, Kemzeke - mensen en dingen, Antwerpen, 1967, blz. 19.

[74] Afmetingen 1,70 op 0,65 meter.

[75] Vercruysse L., Kemzeke - mensen en dingen, Antwerpen, 1967, blz. 12.

[76] Zie Gemeente Sint-Pauwels, Geschiedkundig overzicht kerk H. Paulus, 26.6.1986, samengesteld door Van Mele Willy uit het boek Mijn Dorp van Van Mele Werner.

[77] Kerkarchief Kemzeke, Extrait uyt het proces verbael nopens het weyden der twee klocken deser commune geformeerd door den heer Francies Joannes Van Audenaerde pastor derselve commune so volgt. Opgesteld op den elfsten mey 1803 o.s. den 21 floreal jaer elf der fransche republique.

[78] De Brant Luc, De Kerktoren van Kemzeke, d’Euzie, jg. 25, nr. 2, juni 2006, blz. 91.

[79] In bovenvermeld artikel werd in eindnoot 21 Daniel Braem, man Gods uit Elversele verkeerdelijk aangehaald i.p.v. de pastoor deken E.H. Braem van Sint-Niklaas. Met dank aan Luc Peleman, voorzitter van HK Braem van Elversele voor de rechtzetting.

[80] De Potter & Broeckaert, blz. 29.

[81] Kerkarchief Kemzeke, Memorieboek der Parochiale Kerk van Kemseke 1865-1918, Aantekening LII.

[82] Formulier bewaard in het Kerkarchief van Kemzeke.

[83] Hiervan werd een foto gemaakt door J. Cornelis. De gemeentesecretaris noteert op de keerzijde: ‘Het weghalen van de klokken door de Duitsers. De grote klok wordt op de wagen geplaatst op 6 Nov. 1943 – enkele minuten na 12 uur. ’t Is zeer koud weder.’

[84] De straat te Doornik heet nu Boulevard Eisenhower. De familie Michiels is afkomstig uit Mechelen en nam in 1886 te Doornik de gieterij van Paul Drouot over. De derde in de generatie is Marcel Michiels (1898-1962) die de klok van Kemzeke goot. In 1930 waren er nog drie klokkengieters in België, maar Michiels was de enige die nog beiaarden maakte. Na het overlijden van Marcel Michiels werd die activiteit in Doornik stopgezet. Zie Lefebvre Gaston, Biographies Tournaisiennes des XIXe et Xxe sičcles, Tournai, 1990, blz. 186.

[85] Kerkarchief Kemzeke, Memorieboek der Parochiale Kerk van Kemseke 1865-1918, Aantekening in 1950.

[86] Schlugleit H., dr., De Antwerpse Goud- en Zilversmeden in het Corporatief Stelsel (1332-1798), Uitgeverij Bracke, Wetteren, 1969, blz. 164.

[87] Handgetekende kaart in het kerkarchief van Kemzeke.                                                           ■

Rijksarchief Beveren: Modern archief Sint-Gillis.

K.C Peeters, Een soldaat van Napoleon.

K. Oudheidkundige Kring Land  van Waas: bibliotheek nr 6B10, 6B29, 6B30.