26 ste jaargang nr 4-4

december 2007

Op zoek naar Sint-Jakob de Meerdere in Kemzeke (3)[37]

 

John Buyse

 

 


 
 

1  Op zoek naar Sint-Jakob De Meerdere in Kemzeke  26ste jaargang nr 2-2

2 Op zoek naar Sint-Jakob De Meerdere in Kemzeke  26 ste jaargang nr 3-2 deel 1

  Op zoek naar Sint-Jakob De Meerdere in Kemzeke  26 ste jaargang nr 3-2 deel 2

3 Op zoek naar Sint-Jakob de Meerdere in Kemzeke  26 ste jaargang nr 4 - 4

 

4 Op zoek naar Sint-Jakob de Meerdere in Kemzeke (slot) 27 ste jaargang nr 1-2 deel 1

  Op zoek naar Sint-Jakob de Meerdere in Kemzeke (slot) 27 ste jaargang nr 1-2 deel 2

 

Terug

 


 

9. Tweede relikwie

In de ‘Korte Oeffeningen’ staat dat de eerste relikwie van de Heilige Jakobus omstreeks 1567 uit de kerk van Kemzeke is verdwenen[38]. De daaropvolgende jaren was de bedevaart naar Kemzeke nog niet helemaal uitgestorven, maar toen E.H. Maqué in 1740 als pastoor werd aangesteld bestonden de vieringen voor de heilige niet meer.

 

Om de verering te doen herleven en de vroegere tradities opnieuw in te voeren zocht de pastoor een nieuwe relikwie van de patroonheilige. Dit heeft in het volksgeloof een grote aantrekkingskracht en is tevens een mooie bron van inkomsten. Dit laatste blijkt later uit de kerkrekeningen.

In 1741 kreeg de kerk een nieuwe reliek vanuit Rome. De pastoor noteerde in zijn memorieboek hoe deze in Kemzeke terecht gekomen is.

 

Bewijs van echtheid, fragment.

Ze was aangevraagd door bemiddeling van de kapucijnerpater Alexander[39]. Na het overlijden van paus Clemens XII op 6 februari 1740 verbleef aartsbisschop van Mechelen Thomas Philippus d'Alsace et de Bossu[40] voor een conclaaf van zeven maanden in Rome. Benedictus XIV werd op 17 augustus 1740 tot paus verkozen[41]. De aartsbisschop was vergezeld van zijn kapelaan E.H. Joannes Amatus Dhams. Deze laatste bracht de relikwie mee uit Rome. Het is een deeltje van de beenderen van de heilige apostel Jakobus de Meerdere dat uit de oorspronkelijke beenderen is weggenomen.


 

10. Bewijs van echtheid

Om de misbruiken met relieken van de voorbije eeuwen te vermijden werden door de kerkelijke autoriteiten documenten geschreven die de echtheid van de resten moesten bewijzen.

 

De nieuwe relikwie was voorzien van een authentieke geloofsbrief opgesteld in Rome[42], gedateerd op 23 april 1741 en ondertekend door Philippus Spada, aartsbisschop van Theodosia en hulpbisschop van de pauselijke troon.

 

Bij zijn bezoek aan Sint-Gillis-Waas op 15 juli 1741 werd deze brief voor goedkeuring voorgelegd aan Joannes Baptiste De Smet, bisschop van Gent[43]. De bisschop verleende zijn toelating om de relikwie publiek te verheffen, aan de gelovigen voor te stellen en te eren als echte beenderen van de Heilige Jakobus de Meerdere[44].

Vertaling[45]

Philippus Spada, bij gratie van God en van de apostolische stoel aartsbisschop van Theodosia en onderkoning van dezelfde stad, huisprelaat en tevens hulpbisschop van de pauselijke troon. Wij overtuigen diegenen die deze voorliggende geschriften gezamenlijk of afzonderlijk voor ogen hebben en wij betuigen ter ere van God en tot verering van zijn heiligen dat wij erkennen dat dit een deeltje is van de beenderen van de heilige apostel Jakobus de Meerdere dat uit de oorspronkelijke beenderen is weggenomen. Dit deeltje hebben wij eerbiedig neergelegd en geplaatst in een zilveren reliekhouder in de vorm van een wasbekken waar op de bovenzijde een kristal prijkt. De reliekhouder is goed gesloten met een roodgekleurd touwtje dat geknoopt is en voorzien van de stempel van onze zegel. Wij staan het af met de mogelijkheid om het bij zich te houden, aan anderen te geven en om tentoongesteld te worden tot openbare verering door gelovigen waar het ook zij, in een kerk, een bidplaats of een kapel. In wiens geloof wij door de onderstaande handtekening onze secretaris de opdracht geven dit getuigschrift te verzenden. Dit getuigschrift is door onze hand ondertekend en met onze zegel bevestigd.

Vanuit onze zetel in Rome, de 23ste april 1741.

 

Philippus, aartsbisschop van Theodosia en onderkoning.

Bernardinus X (door vlek onleesbaar) Toppi, secretaris.

 

Waar verder kosteloos de stempel van de zegelring is geplaatst met de familiewapens van de voorzitter en dat zijn drie lelies bovenaan en drie schuin geplaatste zwaarden onderaan.

 

De beschikking tot gewone goedkeuring is op de achterkant geschreven.

 

Wij verlenen toelating om de relieken van de heilige apostel Jakobus de Meerdere die in de brief op de achterzijde algemeen en nauwkeurig zijn beschreven, ten toon te stellen in de parochiale kerk van Kemzeke gelegen in ons bisdom. Dit om vereerd te worden door de gelovigen. Gedaan bij ons bezoek aan de parochiekerk van Sint-Gillis-Waas op 15 juli 1741.

Johan Baptist, bisschop van Gent.

In opdracht van zijn eminentie de bisschop, P.B. De Backer, secretaris.

 

Ik betuig de overeenstemming met de originele brief, Johan Baptist Macqué, pastoor van Kemzeke.

11. Overbrengingsfeesten

De relikwieën van de Heilige Jakobus, van Sint-Sebastiaan en de Heilige Rochus werden op het feest van Sint-Jakob, op 25 juli 1741, met grote blijdschap van de parochianen en met ongelofelijke toeloop van alle soorten mensen, verheven op de volgende wijze[46].

 

De relikwieën waren uitgestald in de Kerk van Sint-Pauwels van waar ze met een processie en dubbele cavalcade 's morgens om negen uur naar de kerk van Kemzeke werden overgebracht.

 

De processie was in twee delen ingedeeld. Het eerste deel ging rond Sint-Sebastiaan achter het kruis en de vlaggen. Deze waren voorafgegaan door een timbalier met vier trompetters te paard die speciaal ontboden waren van Antwerpen. Dan volgden aan beide kanten de twee gilden van Sint Sebastiaan van Sint-Pauwels en Kemzeke.

 

De relikwiekast werd tot aan Kemzekehoek gedragen door de oude dekens van Sint-Pauwels die hem op de grens aan deze van Kemzeke doorgaven.

 

12. Jaarschriften bij plechtigheden van 1742

In 1742 werd de feestdag samen met de translatie van de nieuwe relieken gevierd in de kerk. Bij die gelegenheid werd een volle aflaat verleend door de paus Benedictus XIV. Dit gaf aanleiding tot het schrijven van jaarschriften of chronogrammen[47] die in de kerk werden opgesteld.

 

Het was een onderwijzer van Sint-Pauwels die ze bedacht en daar zelfs een bescheiden vergoeding voor kreeg[48].

 

In chronogrammen stellen letters Romeinse cijfers voor: I=J=1, IJ=II=2, U=V=5, X=W=VV=10, L=50, C=100, D=500 en M=1000. Er waren zelfs excellente chronogrammen bij. Een chronogram is excellent als er in elk gebruikt woord minstens een cijferletter voorkomt.

In het midden van de kerk was opgesteld:

 

 

 

Aan beide kanten van het altaar:

 

 

Aan de noordzijde van het hoogaltaar:

 


 

 

Aan de zuidzijde van het hoogaltaar:

 

 

In september van hetzelfde jaar werd een nieuwe aflaat van zeven jaar en zeven quadragenen verleend. Toen stond in het midden van het altaar volgend jaarschrift:

 

 

13. Reliekdoos

De reliekdoos heeft een ovale vorm met de afmetingen acht op zes cm en wordt bewaard in de relikwieënkast van de sacristie.

Op een briefje in het midden van de reliekdoos staat: ‘de ossibus St Jaco(b)bi Majo p:’, duidelijk een overschrijving boven de oorspronkelijke tekst ‘de ossibus St Jacobi Maj ap:’.

De reliekdoos is in zilver. Daarvoor werden twee muntstukken aangekocht bij de heer Cauwer te Sint-Niklaas en dit zowel voor de relikwie van Sint-Jakob als voor deze van Sint-Sebastiaan[49] .

 

De doos werd gemaakt bij Nys te Temse[50]. Jan Frans Nys[51] (°Temse 1709 - Temse 1778) was zilversmid en koperdrijver. Hij is het derde kind van beeldhouwer Egidius Adriaan Nys.

14. Borstreliekhouder

De houten borstreliekhouder meet 90 cm op 70 cm. Er werd een zachte houtsoort gebruikt die al aangetast is door houtworm. Het beeld was beschadigd aan de neus, maar is in 2006 deskundig gerestaureerd. Het is polychroom geschilderd met goud, zilver, blauw, rood en wit.

 

Borstreliekhouder na de restauratie.


 

De heilige is afgebeeld met enkele traditionele attributen; de pelgrimshoed voorzien van twee Jakobsschelpen vooraan en één achteraan, de pelgrimsmantel met eveneens twee Jakobsschelpen vooraan en één achteraan, twee miniatuur pelgrimstaven vooraan en één achteraan. Twee engeltjes flankeren het beeld, één draagt een pelgrimstaf (engel beschadigd aan de hand), een ander een palmtak.


 

De reliekhouder werd gemaakt door beeldhouwer Egidius Adriaan Nys (Antwerpen 1683 - Temse 1771)[52]en[53], vader van de voorvermelde zilversmid. Deze beeldhouwer maakte ook een biechtstoel in de kerk van Stekene.


 

 


 

[37] Voor het eerste deel d’Euzie jg. 26, nr. 2, blz. 34-37, voor het tweede deel jg. 26, nr. 3, blz. 66-75.

[38]Korte Oeffeningen’, o.c., blz. 7: ‘wanneer op de volgende tyden dien weirdigen schat aen dese Kerke of door de rasernye der Ketters in de lands troubelen, begonnen ten Jaere 1567 weg genomen ofte vernielt; ofte wel door eene aen ons onbekende vlucht voor de Ketters verdoken is’.

Pastoor Maqué beschikte voor de verdwijning van de eerste relikwie niet over een specifieke bron. Door de maatregelen van de hoofdschepenen van het Land van Waas waaide in 1566 de beeldenstorm uit Frans-Vlaanderen niet over naar onze regio.

De verdwijning is dan eerder te situeren in 1578. Dan zijn de Gentse calvinisten onder leiding van Ryhove en zijn kapiteins met militair geweld in het Land van Waas binnengevallen. Dit ging samen met gewelddaden in katholieke kerken en betekende, daar waar dat nog niet het geval was, het begin van de openbare calvinistische predikatie.

Zie De Cavele Johan, De eerste protestanten in de Lage Landen, Davidsfonds, Leuven, Waanders Uitgevers, Zwolle, 2004, blz. 272.

[39] R.A.B., Kerkarchief van Kemzeke, K.F., nr. 18, Memorieboek van pastoor Johannes Baptiste Maqué, begonnen op 31 maart 1740 en voortgezet door zijn opvolgers tot 1836, blz. 55: ‘Die van den  H Jacobus de welcke ick tot Roomen gesolliciteert hadde door seekeren pater Alexander, capucijn en solliciteur aen het hof van Brussel, sijn mij eijndelinghe op den 19 juli 1741 ter hant gestelt door den eerw: heerJoannes Amatus Dhams, capellaen van syn eminentie den cardinael D'Alsace arsbiscop van Mechelen, dewelcken desen heer uit retour met syn eminentie van het roomsch conclave van roomen hadde overgebracht toen benedictus den XIV was tot paus gecosen’.

Pater Alexander kreeg voor zijn sollicitatie, portkosten en verzending van brieven een bedrag van £ 2-14-4. Pater Mathias, kapucijn uit Gent, ‘die dit alles belopen had’ kreeg £ 0-8-9 voor een kleine recreatie.

[40] Thomas Philippus, Prins van Hennin-Liétard, geheten d'Alsace et de Boussu (Brussel 1679 – Mechelen 1759) was kardinaal-aartsbisschop van Mechelen vanaf 1714 tot aan zijn overlijden in 1759.

[41] Castella Gaston, Geschiedenis van de pausen, J.J. Romen & Zonen, Roermond en Maaseik, 1950, blz. 302.

[42] R.A.B., Kerkarchief van Kemzeke, K.F. nr. 18, Memorieboek, o.c., blz. 58. ‘Dat de originele brieven van dese drij reliquien door mij Joannes Bapste Maqué pastor geleijdt sijn met alle hunne versochte approbatien in den com deser Kercke’.

De drie relikwieën zijn van de H. Jakobus, de H. Sebastianus en de H. Rochus. Een com is de kist waarin de eigendommen eener gemeenschap worden bewaard. Verdam J., Middeleeuwsch Handwoordenboek, ’s Gravenhage, 1932, blz. 301.

Tekst van de geloofsbrief:

Philippus Spada dei et apostolocae sedis gratia archiepiscopus Theodosiae, asmaeque urbis vice: regens prelatus domesticus ac pontificii solii episcopus assistens. Universis et singulis presentes litteras inspecturis fidem facimus et attestamur quod nos ad omnipotentis dei gloriam suorumque sanctorum venerationem recognovimus particulam ex ossibus Sancti jacobi majoris ap(ostoli) ex locis authenticis extractam eam que reverenter reposumus et collocavimus in reliq(ari)o argenteo formae cratae crijstallo a parte anteriori munito ac bene clauso funiculo coloris rubri colligato ac sigillo nostro signato concessimus cum facultate apud se retinendi aliis donandi et in qualibet ecclesia oratorio aut capella publicae fidelium venerationi exponendi. In quórum fidem has litteras testimoniales manu nostra subscriptas nostraque sigillo firmatas per infra scriptum secretarium nostrum expediri mandevimus romae ex aedibus nostris die 23 mensis aprilis anno 1741.

Phil(ippus) archiep(iscopus) Theodosiae Vi(ce re)g(e)ns Bernardinus X Loppi secretaris.

Gratis ubique. Forma autem sigilli sive arma gentilitia praesulis sunt tria lilia in superiori parte et in inferiori tres enses transversi.

Copia approbationis ordinarii ex adverso inscripta.

Permittimus ut reliquiae Sti jacobi majoris apostoli in his retro scriptis litteris expresase publicae fidelium venerationi exponantur in ecclesia parochiali de Kemseke dioecesis nostrae. Actum in visitatione nostra ecclesiae parochialis Sti Aegidii Wasiae hac 15 julii 1741. Jo(ann)es Bapt(ist)a ep(iscop)us gandensis. De mandato illus(trissim)i ac rev(erendissi)mi domini mei episcopi P.B.

De Backer secret(aris). Concordantiam cum originalibus litteris attestor. Jo(ann)es Bapt(ist)a Macqué pastor in Kemseke.

[43] De Smet Jan Baptist, de veertiende bisschop van Gent, geboren te Lokeren in 1674, zal twee maanden na dit bezoek aan Sint-Gillis op 27 september 1741 te Gent overlijden.

[44] R.A.B., Kerkarchief van Kemzeke, KF. nr. 18, Memorieboek, o.c., blz. 55: ‘hebbe ick op den  22 juli 1741 (of 15 juli 1741 volgens de datering in de geloofbrief) overgeleydt met die van St Sebastianus aen syne Hoogweirdigheydt Joannes Bapt: De Smet biscop van Ghendt in  sijne visite op de prochie van S Gillis lande van Waes die dese goedgeceurt geautentiqueert en mij toegelaten heeft de selve publiquelyck te verheffen en aen den geloovige in deze Kercke voor te stellen en te eeren als waere gebeenten van de h. Jacobus’.

[45] Transcriptie van de Latijnse tekst en vertaling gemaakt door Luc Tirez.

[46] R.A.B., Kerkarchief van Kemzeke, KF. nr. 18, Memorieboek, o.c., blz. 55-56.

[47] R.A.B., Kerkarchief van Kemzeke, KF. nr. 18, Memorieboek, o.c., blz. 56-58.

[48] Kerkarchief van Kemzeke, Opgave van de ontvangsten en uitgaven van de Pastoor van Kemzeke tussen 27 juni 1741 en 26 juni 1743: ‘Item aen den schoolmeester van St-Pauwels over schrijven van jaerschriften en leveren van papier tot 0-9-4’.

[49] Kerkarchief van Kemzeke, Opgave, o.c.: ‘Item aen Mons Cauwer tot S. Nicolaes over twee silvere muntstucken voor de reliquien van S. Jacob en S. Sebastiaen tot 3-6-6’.

[50] Kerkarchief van Kemzeke, Opgave, o.c.: ‘Item aen Neijs cooperslagher tot Temsche over maecken van twee coopere croesen in dewelke de reliquien van S. Jacob en S. Sebastiaen gestelt sijn en tot nogh bij vergetentijdt onbetaelt waeren gebleven tot 0-5-0".

[51] Janssens Pr. C. SS. R, De Waasche Zilversmid Jan Frans Nijs, Annalen van de Oudheidkundige Kring van het Land van Waas, deel 55, 1948, blz. 130-135.

[52] Kerkarchief van Kemzeke, Opgave, o.c.:‘Item voor het maeken van ene reliquie casse voor S. Jacob aen Mons: Neijs tot Temsche tot 4-3-4’.

[53] Scheltjens Lodewijk, De Kunstenaarsfamilie Nijs, Temse, 1934, blz. 15-46.    ■

 

 

 

 

 

 

 

 

(Wordt vervolgd)

 

Burgelijke stand gemeente archief Stekene, Overlijdens Stekene en Kemzeke.