26 ste jaargang nr 3-2
september 2007
1 Op zoek naar Sint-Jakob De Meerdere in Kemzeke 26ste jaargang nr 2-2 2 Op zoek naar Sint-Jakob De Meerdere in Kemzeke 26 ste jaargang nr 3-2 deel 1 Op zoek naar Sint-Jakob De Meerdere in Kemzeke 26 ste jaargang nr 3-2 deel 2 3 Op zoek naar Sint-Jakob de Meerdere in Kemzeke 26 ste jaargang nr 4 - 4
4 Op zoek naar Sint-Jakob de Meerdere in Kemzeke (slot) 27 ste jaargang nr 1-2 deel 1 Op zoek naar Sint-Jakob de Meerdere in Kemzeke (slot) 27 ste jaargang nr 1-2 deel 2
|
De oudste verwijzing naar de eerste relikwie van de Heilige Jakobus in de kerk van Kemzeke staat in een oorkonde van Filips van de Elzas uit 1187. De ‘Korte Oeffeningen’ van pastoor Maqué en de kroniek[13] van François-Joseph de Castro (1688-1766) geven de inhoud weer van de oorkonde, die in 1741 nog in het kerkarchief werd bewaard[14]. In 1825 meldde Van Den Bogaerde de spijtige verdwijning van het origineel[15], dat met het zegel van de graaf van Vlaanderen een fraai exemplaar moet zijn geweest.
De Potter & Broeckaert publiceerden in 1878 de Latijnse tekst naar een kopie van 1621, uit het archief van het bisdom van Gent[16]. Intussen is dit exemplaar in het archief van het bisdom[17] ook zoek.
Sommige archiefstukken verdwijnen of zijn verkeerd geklasseerd, andere worden teruggevonden. Bij het opnieuw nalezen van het kerkarchief van Kemzeke in het rijksarchief van Beveren-Waas vonden we in 2007, op een onooglijk blaadje papier, een kopie van omstreeks 1548 van de oorkonde[18]. Het document gaat over het bedrag dat de graaf van Vlaanderen schuldig is aan de kerk van Kemzeke volgens een franchine (= perkament) van 1187, waarvan de tekst dan in extenso wordt weergegeven.
Het kerkarchief van Kemzeke in de pastorij heeft nog een recenter afschrift. Uit enkele woorden kan men afleiden dat deze tekst afgeschreven is uit De Potter & Broeckaert.
Vertaling[19]
Oorkonde van 1187, gekopieerd in 1548 |
‘In de naam van de Heilige en ondeelbare Drievuldigheid laat ik, Filip, graaf van Vlaanderen en Vermandois, weten aan allen aanwezig en toekomstig, dat in het jaar des Heren 1187 in de maand augustus, op de dag van de grote Martelaar waarop namelijk het overlijden van mijn broer, de doorluchtige heer Pieter, graaf van Nevers overal wordt herdacht, vanuit de kerk van Kemzeke een koker vol met kostbare relieken is gebracht naar mijn woning Stekelburgh. Deze koker is daar gedurende vele jaren bewaard. Bij het openen van deze koker die voorzien was van een getuigenis met het zegel van de kerk van Sint-Jakob van Compostella dat ik binnenin heb gevonden, heb ik kostbare en zeer eerbiedwaardige relieken ontdekt, het zou te lang duren om ze op te sommen.
Omdat derhalve geen lichten aanwezig zijn in de voornoemde kerk, lichten waardoor de heilige relieken op een passende manier zouden vereerd worden heb ik ten eeuwigen dage aan diezelfde kerk honderd schellingen gegeven uit mijn inkomsten uit Biervliet, te weten vijftig schellingen op Pasen en vijftig op het feest van Sint-Bavo. Ik deed dit in het bijzonder voor de ziel van mijn voornoemde broer opdat namelijk in bovengeciteerde kerk zijn overlijden eeuwigdurend plechtig zou herdacht worden.
Zo zullen er ook in de kerk steeds twee waskaarsen branden zolang de goddelijke dienst gecelebreerd zal worden en eeuwigdurend zullen er drie lampen branden.
Als er dan nog van deze geldsom een overschot is zal dit aangewend worden om de kerk in goede staat te houden in afspraak met de parochianen.
Verder zullen voornoemde relieken op het volgende feest van Michaël van het voornoemde jaar vanuit Stekelburgh plechtig teruggebracht worden naar de kerk van Kemzeke - waar ze ook vandaan komen - opdat ze op de vooravond van het feest van de heilige Michaël en op de dag zelf op diezelfde plaats zouden bewaard worden. Daar zal ook een bedevaart en een jaarmarkt gehouden worden zoals sinds aloude tijden op de dag van Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaart te Kluize het gebruik was.
Opdat derhalve alles wat hier voorgeschreven voor altijd blijvend zou in acht genomen worden, heb ik deze oorkonde laten opstellen, voorzien van de afdruk van mijn zegel en met de handtekeningen van getuigen. S[ignum] van G. proost van Brugge en kanselier van Vlaanderen, S[ignum] van G. proost van Rijsel, S[ignum] van G. van Gent, S[ignum] van Th. van Beveren, S[ignum] van Walter de Busere, S[ignum] van de heer van Bassevelde’.
Toelichting
Filips van de Elzas (zie verder), graaf van Vlaanderen en Vermandois laat weten dat een koker met kostbare relieken naar zijn woning Stekelburgh is gebracht. Dit gebeurde in augustus 1187, op de dag van de grote martelaar, tevens de dag waarop het overlijden van zijn broer Pieter, graaf van Nevers wordt herdacht.
De grote martelaar is de heilige Laurentius[20] die gevierd wordt op 10 augustus. Op zijn feestdag werden de relieken naar Stekelburgh overgebracht. Maqué en de Castro laten dit gebeuren op Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaart. Beiden schreven dat de relieken, wegens troebelen, in het kasteel Stekelburgh in veiligheid werden gebracht. Maar in de oorkonde zijn deze troebelen niet terug te vinden. Dit en nog andere aanwijzingen tonen aan dat de Castro de ‘Korte Oeffeningen’ als bron gebruikte.
Graaf Filips hechtte belang aan de verering van relikwieën[21] en zeker aan deze van de heilige Jakobus, zoals verder nog zal blijken in Aire en Kapellebroek. Er mag aangenomen worden dat hij de relieken van de kerk van Kemzeke, die daar al gedurende vele jaren werden bewaard, uit interesse wilde bekijken. Naast de relikwie van Sint-Jakob, die voorzien was van een certificaat, waren er nog andere, te veel om op te sommen. Bij de aanstelling van Jan Guldeboer in 1422 als bewaker van het heiligdom (waarover verder) worden er enkele vermeld. De graaf wilde door zijn schenking de relieken nog meer in de belangstelling brengen.
Zijn broer Pieter, graaf van Nevers, was overleden in augustus 1176[22].
Kluize (Cluse), gelegen te Sint-Gillis-Waas, werd rond 1105 als kluis opgericht door de zalige Gerwinus, tweede abt van Oudenburg. Er werd een kapel gebouwd die in 1123 aan de Sint-Pietersabdij van Gent werd geschonken. In de 12de eeuw was dit een priorij[23].
De oorkonde was voorzien van het zegel van de graaf. De aanduiding S.G. voor de getuigen is minder duidelijk. Gaat het over hun zegel (=sigilum) of over hun handtekening (=signum)? Bij de vertaling is er rekening mee gehouden dat enkel de graaf zijn zegel gebruikte en de anderen tekenden als getuige. De namen van enkele getuigen zijn terug te vinden bij Warlop[24].
|
Filips van de Elzas (1142 – bij Akko 1191), was graaf van Vlaanderen van 1168 tot 1191. Hij was de tweede zoon van Diederik van de Elzas en Sibylla van Anjou. Op jonge leeftijd werd hij in 1156 uitgehuwelijkt aan Elisabeth van Vermandois. Bij haar overlijden in 1182 mocht Filips haar bezittingen, na onderhandelingen, levenslang behouden. In 1187 voerde hij de titel ‘graaf van Vlaanderen en Vermandois’.
Filips hertrouwde in 1184 met Theresia (of Mathilde, zoals ze in Vlaanderen werd genoemd), dochter van de Portugese koning Alfons I. Beide huwelijken bleven zonder kinderen. Tijdens zijn tweede deelname aan een Kruistocht overleed hij, in 1191, aan een inheemse ziekte voor Akko.
Tekening van het zegel op een andere oorkonde van Filips van de Elzas,[25] |
Filips was bouwheer van het gravensteen te Gent en stichtte de stad Nieuwpoort. Hij nam als wapenschild de ‘Leeuw van Vlaanderen’ aan.
|
(Bron: VAN WERVEKE Hans, Prof. Dr., Een Vlaamse graaf van Europees formaat Filips van de Elzas, 1976, Haarlem).
‘Stekelburg’ was een oude versterkte nederzetting in de Burchtakker te Kemzeke. De huidige ‘Alvinusberg’ is daarvan hoogstwaarschijnlijk nog een overblijfsel. Het was het verblijf van de ‘forestier’, koninklijke/grafelijke opzichter van waters en bossen. Na de teloorgang van deze houten burcht op het einde van de 12e eeuw, werd het kasteel van Voorhout gebouwd. Dit kasteel nam de functie van ‘Stekelburg’ over.
(Bron: HEYSE Herman, Klapdorp. Een ‘misplaatst’ toponiem, d’Euzie, 1985, 4e jg, nr. 4, blz. 240).
Filips van de Elzas, graaf van Vlaanderen en Vermandois[26] |
Links de Burchtakker (Kemzeeks gedeelte; het noorden naar rechts gedraaid) met links, op de grens met Stekene, de Alvinusberg; overblijfsel van de Stekelburg? Rechts een afbeelding van het kasteel van Voorhout[27]
|
|
Het schilderij van het hoogaltaar toont de overhandiging van de eerste relikwie aan de pastoor van Kemzeke. Het schilderij werd geplaatst in 1867. De staat betaalde hiervoor 600 frank, mevrouw Grart d'Affignies (zie kader) ook 600 frank en de kerkfabriek 400 frank[28].
Filips van de Elzas overhandigt de relieken. Schilderij van Tydgadt. |
Het schilderij van Lodewijk Tydgadt (Lovendegem 1841 - Gent 1918) was zijn eerste groot historisch doek[29]. Hij schilderde historische en religieuze onderwerpen, huiselijke taferelen en portretten. Hij was leerling aan de Academie te Gent en bekwaamde zich te Parijs. Reisde in Italië en Holland. Werd leraar en nadien directeur van de Academie te Gent (1892-1902)[30].
Pastoor Heyvaert noteerde in zijn memorieboek: ‘Het onderwerp dezer schilderij is getrokken uit de archiven der kerk. In het jaar 1187, volgens de archiven had er eene plechtige overbrenging plaats der Relikwieën van den h. Jacobus van het kasteel van Stekelborg, ten dien tijde bewoond door Philips van den Elzas (d’Alsace), Graaf van Vlaanderen, die in zijn tweede huwelijk tot echtgenote had genomen, Machtele Van Portugaal, dochter van Koning Alphonse van Portugaal in het jaar 1185. Den Eerw. Heer Pastoor der Parochie, die met eenen godsdienstigen stoet de heilige relikwieën is komen afhalen, biedt zich aan aan de ingangdeur van het Kasteel. Philips zich, in zijne handen de Relikwiekas houdende, en die eerbiediglijk in handen gevende aan den Eerweerden heer Pastoor. Aan zijne zijde is zijne edele Vrouw, die terzelfder tijd een Perkament met Zegel aanbiedt. Dat Perkament verbeeldt het bezet door Graaf Philips aan de Kerk van Kemseke gedaan tot het onderhouden van drie lampen die gedurig moesten branden ter eere van de Relikwieën. (Die fondatie was bezet op zijn goed te Biervliet). Door verloop van tijd en omwentelingen is die fondatie te niet gegaan. De overbrenging der hh. Relikwieën had plaats op St-Michielsdag den 29 7ber 1187. Omtrent den feestdag van O.L.Vr. Hemelvaart van dat zelfde jaar waren de hh. Relikwieën naar het kasteel gebracht geweest, de oorzaak daarvan staat in de archiven niet bekend’.
Louise de Moerman d'Harelbeke
|
Mevrouw Grart, geboren Louise de Moerman d'Harelbeke werd geboren te Sint-Niklaas in 1796 en stierf te Brussel in 1879. Ze werd begraven in Sint-Gillis-Waas. Ze huwde te Gent in 1828 met Othon Grart d'Affignies, majoor van de cavalerie, ridder in de Leopoldsorde, gestorven op het Voorhouthof in 1848.
Mevrouw Grart was een belangrijke weldoenster van de kerk van Kemzeke. Ze schonk o.a. het hoogaltaar met het beeld van Sint-Jakob en betaalde een deel van het schilderij van het hoofdaltaar. De wapenschilden van de families Grart d’Affignies en Moerman d’Harelbeke staan afgebeeld op het hoogaltaar. Een wapenschild heeft een dwarsbalk met daarboven drie sterren (familie Grart) en het ander een bijl (familie Moerman). De schildhouders zijn twee wildemannen.
In 2000 stond hun vervallen graf nog op het kerkhof van Sint-Gillis-Waas. Het was enkel herkenbaar aan het wapenschild want de grafplaat was verwijderd. Dit grafmonument is nu verdwenen. Het grafschrift was: Ter gedachtenis van Jonkheer Otho Constant Hendrik Joseph Grart d’Affignies, ridder van Leopolds krygsorde, oud majoor van ruitery, overl. op Voorhout-hof te Kemzeke den X Juny MDCCCXLVIII in den ouderdom van LII jaren; ende van zyne Ed. Echtgenote
Graf van Grart d’Affignies - Moerman d’Harelbeke te Sint-Gillis-Waas in 2000. De bovenkant van dit graf draagt het wapenschild. |
Hooggeb. Vrouw Burggravinne Ludovica Francisca Maria Gislena de Moerman d’Harelbeke. Bid voor de zielen.
Louise was de dochter van burggraaf Mathieu de Moerman d'Harelbeke, heer van Ledegem, van Voorhout, hoogbaljuw van het Land van Waas van 1778 tot 1794, afgevaardigde in de Staten van Vlaanderen, geboren in 1751 en begraven in 1812 te Sint-Gillis-Waas. Mathieu huwde in 1795 Isabelle de Waepenaert, geboren te Sint-Niklaas in 1773, overleden te Gent in 1822 en begraven te Sint-Gillis-Waas[31].
Grafsteen van Matthieu de Moerman d’Harelbeke, laatste heer van Voorhout; vóór de restauratie van 2006. |
Hun grafsteen stond destijds tegen de muur van de oude kerk, maar werd nadien overgebracht naar het nieuwe kerkhof. In 2000 was deze grafsteen wat onderkomen. Bij het plaatsen van de nieuwe kerkhofmuur in 2006 restaureerde de gemeente 5 grafstenen, waaronder deze van Matthieu de Moerman d'Harelbeke. De blauwe steen met het grafschrift is versierd met de wapenschilden van de Moerman en de Waepenaert en met de acht kwartieren van adeldom. Het grafschrift is: D.O.M. Sépulture de noble homme Messire Mathieu-Joseph-Robert-Guislai, Vicomte de Moerman et d’Harelbeke, Seigneur de Ledeghem, Voorhoute etc. etc., grand bailli du Pays de Waes, député aux Etats de Flandre, lequel trépassa le 8 février 1812, âgé de 60 ans. Et de noble dame Isabelle-Marie-Gislaine de Waepenaert, Dame des Clefs, Bleyenberg, etc, etc., son épouse, décédée le 25 juin 1822, âgée de 49 ans. Priez Dieu pour leurs âmes[32].
Hoe en wanneer de eerste relieken van St-Jakob in Kemzeke terecht kwamen is niet meer te achterhalen. Filips van de Elzas hechtte veel belang aan de verering van relikwieën en zeker aan deze van de heilige Jakobus. In twee andere plaatsen is zijn naam verbonden met relieken van Sint-Jakob: Aire-sur-la-Lys en Kapellebroek (Capelle-Brouck), beide gelegen in Frans-Vlaanderen.
De Sint-Pieterskerk in Aire-sur-la-Lys. |
De reliek van Aire is omstandig beschreven als onderwerp van een reeks incidenten. De bouwwerken aan de Sint-Pieterskerk te Aire waren rond 1160 beëindigd. Ze werd echter met zes jaar vertraging ingewijd, in 1166, door Milon I, de bisschop van Terwaan (Thérouanne).
Fresco’s met de lotgevallen van de reliek van Sint-Jakob, na de laatste restauratie. |
Het probleem was de schedelreliek van Sint-Jakob, door Karel de Kale aan de Sint-Vaastabdij te Atrecht (Arras) geschonken. De schedel was met geweld ontvreemd en aan de Sint-Pieterskerk geschonken. Na protest van de abt van Sint-Vaast bij Paus Alexander III, had deze bevolen aan de aartsbisschop van Reims de ban te leggen op de stiftskerk. Filips van de Elzas verplichtte, onder bedreiging, de bisschop Milon I de kerk in te wijden. Hij aanvaardde wel de scheidsrechterlijke beslissing van Hugo, de abt van Sint-Amands-aan-de-Skarpe (Saint-Amand-les-Eaux), om de schedel in twee te verdelen; de voorste helft kon in Aire blijven en de achterste helft ging terug naar Atrecht.
De aanwezigheid van de reliek, zelfs tot de helft herleid, maakte van de stad een belangrijk religieus centrum en bewerkstelligde mee haar bloei. ‘De tota Flandria, multi illum requirantes sue ibi peregrinationis vota persolvunt’ schreven de kronieken.
De kerk had veel te lijden onder het bombardement van 8 augustus 1944. Een zware bom vernielde de apsis en de zijkapellen, ontredderde de hoge gewelven en vermorzelde de brandramen, het orgel en een groot gedeelte van het meubilair. Het gebouw kon in 1954 opnieuw gedeeltelijk in gebruik worden genomen en is nog in restauratie.
In de rechter zijbeuk in de H. Hartkapel, voor de Franse revolutie de Sint-Jakobuskapel waren de lotgevallen van de reliek van Sint-Jakob in 16 fresco’s afgebeeld. Deze fresco’s dateren van 1594. In 1741 werden ze gerestaureerd door Nicolas Tiercé en in 1842 opnieuw door Magnard. In 1944 werden ze door het stof van de bommen sterk beschadigd. De fresco’s konden gerestaureerd worden, dank zij de tekeningen van Magnard[33].
De schedelrelieken zijn zowel in Aire als in Atrecht verdwenen.
Burgelijke
stand gemeente archief Stekene, Overlijdens Stekene en Kemzeke.