24 ste jaargang nr 3-9
September 2005
Klapdorp Het dorp dat ging vliegen 1
Marc De Meireleir uit Sint-Pauwels is ondermeer geboeid door de archeologie. Hij houdt zich bezig met oppervlakteprospectie naar vondsten uit de steentijd in een deel van het Waasland, en publiceerde hierover al diverse artikels.
|
B Herman Heyse heeft het in ‘Klapdorp, een misplaatst toponiem’2 over een “mysterieuze” verdwijning. Hij stelt dat Klapdorp niet de oudere voorchristelijke benaming van Sint-Pauwels is, en zelfs niet in St-Pauwels ligt, maar wel in de Stropers in Kemzeke! De auteur heeft degelijk onderzoek verricht en hoewel sommige argumenten nog problemen stellen zijn er voldoende solide aanduidingen om aan te nemen dat hij gelijk heeft. Kemzeke scheurde zich als parochie in 1117 af van Waasmunster. In de stichtingsakte worden de domeinen Kemzeke, Lijkveld, Voorhout en Klapdorp vernoemd. In een pachtboek van de abdij van Boudelo uit 1261-1263 wordt Sint-Paulus (= Sint- Pauwels) vernoemd naast Klapdorp, en hoewel het mogelijk blijft dat Klapdorp hier een domein is geworden van de nieuwe parochie Sint-Pauwels wordt in het pachtboek de naam Johannes van de Hede vernoemd als eigenaar van gronden in Klapdorp. ‘Hede’ is een plaatsnaam in de noord-oosthoek van Kemzeke op de grens met Sint-Gillis. Hoewel niet helemaal zeker besluit Herman Heyse hieruit dat Klapdorp niet in Sint- Pauwels kan liggen. Verder zocht hij alle pachters op met de naam ‘Clapdorp’ of varianten daarvan. Vooral in de zestiende eeuw lijkt er een concentratie van die namen in en rond het gebied dat hij aanduidt als het echte Klapdorp, gelegen in de Stropers. Opnieuw een aanduiding, maar geen bewijs; achternamen waren toen immers reeds erfelijk en enkele potente migranten met de naam ‘Clapdorp’ kunnen in enkele generaties snel aangroeien. Hij gaat echter in de fout door het woord ‘claps’, dat doorheen de eeuwen regelmatig opduikt in de pachtboeken, gelijk te stellen aan Klapdorp. Hij gaat te ver in zijn veronderstelling als zou ‘claps’ een verkorting zijn van Klapdorp. Zelf gaat hij nauwelijks in op wat het woord ‘claps’ betekent. Hij haalt Klapdorp in de stad Antwerpen aan en wijst erop dat er net zoals in Stekene vlak in de buurt een Kipdorp ligt. Hij stelt Klapdorp voor als een ‘neer’- dorp en Kipdorp als een ‘op’-dorp. Hierin heeft hij gelijk; maar had hij de plaatsnaam Clap- of Klap- opgezocht in de poldergemeenten van het Waasland en het geologisch daarbij aansluitende Zeeland, dan zou hij gemerkt hebben dat die plaatsnaam niet zeldzaam is. De naam komt bovendien steeds voor in een geologisch en hydrologisch identiek gebied, nl. de kwelzone tussen de hogere- en lagere |
De begrenzing van Klapdorp, zoals door Herman Heyse beschreven. Het gebied strekt zich uit ten noorden van de expresweg, vooral ten oosten langs de provinciale baan naar Hulst.
|
zandgronden (thans de polders en bedekt
met klei, toen nog de moeren of veengronden). We noteren volgende
klap-toponiemen: de Klapperstraat in Beveren, Clapendorpe in Boekhoute
(een naam die na 1280 niet meer voorkomt), Clapshoek nabij Poortvliet,
Klapstraat in Koewacht, Klapperbeekstraat in Sint- Niklaas (hier slaat
de naam in de eerste plaats op de beek die een bovenloop vormt van de
Vrasenebeek en zo naar de ‘claps’ loopt). Als we een historische
reconstructie trachten te maken komen we tot volgend verhaal. Bij het
begin van de twaalfde eeuw komt er, tegelijk met een bevolkingsexplosie,
belangstelling van de geestelijkheid en de adel om de veengronden te
ontginnen. Vanaf dit moment duikt onze streek geregeld op in
geschriften. Mensen die in het noorden van het Waasland en de Vier
Ambachten wonen, in de droge zandige gebieden die grenzen aan de
veengronden, hebben een eigen geologische terminologie. Tussen de
zandige gronden en de veengronden die zij aanduiden als ‘de moeren’,
ligt een overgangsgebied: ‘de claps’. Dit is een kwelzone, bestaande
uit ondiepe uitgestrekte plassen, natte hooilanden en ondiepe
veenmoerassen met daartussen en er bovenuit stekend langwerpige
zandruggen van diverse grootte die men ‘reep’ of ‘rip’ noemde.
Vandaar o.m. de Reepstraat in Sint-Gillis Waas, Reepdorp in Beveren, en
Smael repeken, Stridereep, Ser Willemsreep en Croppersreep in Assenede.
Om het veen te ontginnen moest het gebied ontwaterd worden en moest men
dijken bouwen. Hiervoor werden arbeiders aangetrokken die niet
noodzakelijk uit de regio kwamen, en die dus moesten gehuisvest worden.
Gewoonlijk bouwden deze mensen primitieve hutjes bovenop de pas
aangelegde dijken om droog te zitten. Eens een stuk grond was
drooggelegd kon de ontginning beginnen, er kon veen gestoken worden en
daarna kon de grond als landbouwgrond gebruikt worden. Waar de veenlagen
te dun waren kon men meteen aan landbouw doen. Met al deze nieuwe
gronden die vrijkwamen hadden de eigenaars natuurlijk pachters en
loonarbeiders nodig en meestal waren velen van de dijkbouwers maar al te
geïnteresseerd. Tussen het voleindigen van de bedijking en het
effectief in gebruik nemen verliep wel een wachtperiode voor het
ontwateren. Hier rees echter een nieuw woonprobleem. De drooggelegde
venen waren te nat voor bewoning en een serieuze woning op de dijken
zetten was wettelijk verboden omdat hierdoor de dijken verzakten. De
dijkbouwers, waarschijnlijk voor een groot deel ongehuwde mannen, zomaar
laten rondlopen in de naburige dorpen was ook geen optie. Bijgevolg
brachten de eigenaars de mannen samen in één dorp op een reep in de
claps: het Klapdorp. Nu zijn de ‘claps’ vrij waardeloze gronden, ze
waren onbewoond en werden hoofdzakelijk gebruikt om vee in te laten
rondlopen. De repen waren droog en bewoonbaar maar wel omringd door
natte gronden met muggen en dazen als leuk gevolg. Een klapdorp was dus
maar een kort leven beschoren, want alras gingen de exdijkbouwers op in
de lokale bevolking en kozen ze voor een betere woonplaats. Is of lag
Klapdorp in Sint-Pauwels? Zuiver naamkundig moeten we neen zeggen en de
thesis van Herman Heyse steunen dat Klapdorp inderdaad in de huidige
Stropers ligt. Archeologisch is hiervoor nog geen bewijs geleverd. Er
zijn te weinig gegevens over dit gebied. Wel liggen hier en daar op de
akkers potscherven die zeker teruggaan tot de dertiende eeuw, maar ook
dit levert geen bewijs. Afwachten dus wat de toekomst nog zal
blootleggen.
Noten 1 De ondertitel van dit artikel verwijst naar de Nederlandse benaming van het stripverhaal ‘La croisière des oubliés’ van het bekende duo Bilal- Christin. 2 HEYSE HERMAN, Klapdorp, een ‘misplaatst’ toponiem, een brede benadering van een toponymisch probleem, Annalen van de Koninklijke Oudheidkundige Kring van het Land van Waas , deel 88, 1985, p. 97-209. En in Klapdorp Een ‘misplaatst’ toponiem, d’EUZIE, 4e jaargang, nr 4, 1985, p. 189-252. |