21ste jaargang nr 4-6
december 2002
“De
zomergraaf met zijne halfvastenbloemen doet de winter zo verdoemen”
B |
ramen zijn wellicht enkel geliefd bij diegenen die jaarlijks de bessen plukken. Ze horen evenals de al even stekelige rozen tot de Rozenfamilie. In deze aflevering bespreken we tevens enkele veel gekweekte planten van de vetplantenfamilie en de steenbreekfamilie.
Een wat rare naam voor braam is benrik. De taaie ontstekelde stengels werden eertijds gebruikt om een “ben” - een soort mandje - te vlechten. Sommigen zien de vruchten als een verzameling van kleine blaasjes of builtjes (“bulle”): braambulle. Bramen worden ook soms zwarte flamboezeplanten genoemd. De echte framboos of suikerbezie wordt graag door kippen gegeten: hinneberen, hinnebremen.
Door hun stekels gelijken rozen enigszins op bramen: hoppelbremen. De stengels lijken “hoppel”, dit is in zekere mate gespikkeld, ten gevolge van de anders gekleurde stekels. Erg opvallend zijn de meestal rood kleurende vruchten waarnaar hanen graag pikken: hanepikken. Wie steeds uit is op wat seksuele fantasieën ziet de bottels als teelballen of “kullekens”: papenkullekens. Of er nu een rechtstreeks verband is met de pastoors of met hun tuinen waarin de rozen groeien is mij niet duidelijk. Een zeer oude naam voor de roos is halfvastenbloem. Op “Rozenzondag” (halfvasten) werden twee poppen uit stro gemaakt. De ene - “de winter” - werd tot buiten het dorp gedragen. De andere - “de zomergraaf” - werd aangekleed, versierd met voorgetrokken halfvastenbloemen en stoetsgewijs naar de dorpskom gedragen. We lezen hierover: “De zomergraaf met zijne halfvastenbloemen doet de winter zo verdoemen”.
Voornamelijk in het Brusselse werden rozen of hoedenbloemen gebruikt voor het vervaardigen van “Rozenhoeden”, die als prijs werden gegeven bij o.a. volkse paardenwedstrijden.
Huislook, muurpeper en vetkruid horen tot de vetplantenfamilie. Huislook is alouds een mythologische plant die men op de daken liet groeien tegen donder en bliksem. Een tweede naam van de dondergod Thor is inderdaad “Donderer” of “Donderaar”. Talrijke namen verwijzen hiernaar: donderblaars, donderbloem, dondertoppen, dunderkruid, … Muurpeper kan soms explosief groeien in een dicht kussen: O.L.V.-bedstro, potteke-vol en goudmijne. Dit eeuwige leven is een taaie, bijna niet uit te roeien plant. De bladeren van het vetkruid zijn enerzijds wondhelend (vaak gebruikt als men in zijn vingers had gesneden) en anderzijds gelijken ze in wat verdroogde toestand op muizenstrontjes: geneeskruid, genezeblad, genezekeskruid, vingerkruid en muizekeutels. In Brabant werden de stevige stengels rond het Sint-Jansfeest afgesneden en aan een balk opgehangen, waarna deze takken nog een tijd lijken door te groeien: kruid-aan-den-balk, levendig kruid, levendigen peer, verkeerde wereld, zolderkrollen en reprise.
De bladeren van steenbreek of verkensoor gelijken alvast op een varkensoor. De bloemetjes van dit bloempje-bezie-mij-wel, hoe-langer-hoe-liever of schildersverdriet worden inderdaad steeds maar mooier, hoe langer je er naar kijkt. Door middel van uitlopers kan de steenbreek zeer snel talrijke nieuwe planten vormen: moederken (van-duizend-kinderen), moederkeskruid, moeder-met-hare-kinderen.
Rosaceae (Rozenfamilie): Braam (Rubus spec.), Framboos (Rubus idaeus), Roos, Bosroos en Hondsroos (Rosa spec.)
Crassulaceae (Vetplantenfamilie): Huislook (Sempervivum spec.), Vetkruid (Sedum spec.) en Muurpeper (Sedum acre)
Saxifragaceae (Steenbreekfamilie): Steenbreek (Saxifraga spec.).
-Braam: braambeziën, braamhut, bramels, breembezen, brembizzenstruik, bremen, bremenhôt, doïrn, doores, doorne, dorebeust, haagbezen, zwarte-flamboezeplant, brummels, monnebeier, brombezen, benrik, braambulle, stokbraam
-Framboos: brombeiers, flamboezeplant, frambazen, hinneberen, hinnebremen, hinnebrame, suikerbeziën, heiningbessen, kroenekranen
-Roos, Bosroos, Hondsroos: rozelaar, (wilde) rozeleer, rozenbloemeke, theeroos, papenkullekens, boetelanddoorns, bottebremen, briemen, gibben, haagroze, hanepikken, heppebramen, hondsbremen, hoppelbremen, huppelbramen, klokke, wepelbramen, hoedenbloemen, halfvastenbloem, wilde-roeëze, jope, wiepedoorn, rozestroek, mierbraam
-Huislook: donderblaars, donderbloem, dondertoppen, dunderkruid, donderbos, donderblaren, dunderblad, dunderbloeme, dunderkruid, huisloof, hauslwoïk, dakduurgroen
-Muurpeper: (gele) rijstpap, O.L.V.-bedstro, potteke-vol, goudmijne, bergknop, eeuwige- leven, seekruid
-Vetkruid: geneeskruid, genezeblad, genezekenskruid, vingerkruid, hanebezen, witte rijstpap, hoge rijstpap, grote rijstpap, vuurkruid, muizekeutels, moïzekeutels, Sint-Jansplant, kruid-aan-den-balk, levendig kruid, levendigen peer, verkeerde wereld, zolderkrollen, reprise, O.L.Herens-druppelkens-bloed, spenekruid, wondekruid
-Steenbreek: paaschbloem, kaal-en-hoveerdig, hagel-en-zijn-maat, verkensoor, moederken (van-duizend-kinderen), moederkenskruid, moeder-met-hare-kinderen, ons-Heren- traantjes, bloempje-bezie-mij-wel, hoe-langer-hoe-liever, schildersverdriet
Braam: brombezen
Hondsroos – Bosroos: wilde rooskes
Huislook: donderblaren
Muurpeper: rijstpap
Steenbreek: schildersverdriet
Braam: emmertjes
Framboos: hofbraambes
Roos: veldroosjes, papemutsjes
Huislook: Wodansbaard
Vetkruid: donderbaard, lepelblad, prikmadam, tripmadam
Muurpeper: geelgras, goudgras, overvloed
Steenbreek: bruidegomsstelen, vaderplant
Braam: brumme, braeme
Framboos: hinnebesiën
Roos: roosen, haghedoren
Huislook: huysloock, donderbaert
Vetkruid: drieswortele, knechtkenscruyt
Muurpeper: muerpepere, duivencrop
Voor inleiding en literatuuropgave:
zie d’Euzie, jg. 18, 1999, nr. 1