19 jaargang nr 2,  juni 2000

 

Het wapen van Stekene

Betekenis, heraldiek en iconografie

 

Luc De Brant

 

 

 


D

e gemeente Stekene bezit reeds lang een mooi wapenschild. Hoe lang al is moeilijk te achterhalen. We weten dat keizer Karel V in 1534 een ordonnantie uitvaardigde waarbij de gemeenten een eigen zegel moesten invoeren en deze lag dan veelal aan de basis van het gemeentewapen. In Stekene zijn dat drie vissen geworden. 

Meerdere pogingen om de betekenis van dit wapen te verklaren hebben tot op dit ogenblik niet kunnen overtuigen. Niemand ziet zomaar direct het verband tussen Stekene en die drie vissen.  Men kan Stekene, ondanks zijn Stekense Vaart, moeilijk nu nog een vissersdorp noemen. En drie dan, waarom drie? Er is maar één Stekene, dat niet in drie te delen is, hooguit zou men kunnen beweren dat er sedert de fusie van de gemeenten drie dorpskernen bestaan met Kemzeke, Klein-Sinaai en Stekene, maar dat ligt te vers in het geheugen om te figureren op het wapenschild.  Misschien mogen we deze drie niet te letterlijk nemen zoals in het gezegde 'eeuwig en drie dagen' waarin niemand bezwaren heeft in een dag min of meer. Als het voor deze drie niet belangrijk is, dan is het ook mogelijk dat ook die vissen niet te letterlijk mogen genomen worden en dat het getal verwijst naar een 'begrip', een 'signaal' of een 'persoon'. 

De boodschap, de verwijzing of de symboliek achter dit wapenschild heeft beslist een achtergrond die in de gemeente zelf moet gezocht worden.  De boodschap blijkt reeds lang vervlogen te zijn uit ons geheugen, niet meer overgedragen door onze Stekense traditie. Een heemkundige kluif.

 

In de bekende standaardwerken vinden we dus nergens een spoor of verwijzing.  Niet te verwonderen dat de zoektocht om zo'n wapen te achterhalen gauw drie jaar zou duren, letterlijk en figuurlijk. Veiligheidshalve hebben we vele mogelijke denkpistes onderzocht, om te vermijden dat we een 'kemel' zouden schieten, zoals er een in het wapen van Kemzeke staat.  Het eerste dat we dan tot onze verrassing ontdekten, is dat er ook een kemel in het wapen van Stekene staat maar dan niet zo maar voor het blote oog zichtbaar.

 

Stekene in geel en blauw

 

Enkele jaren geleden had ik samen met mijn broer Guy een ontmoeting met Dr. E. Warlop in het rijksarchief van Kortrijk.  Hij is een deskundige op gebied van wapenschilden en heraldiek en als het ware, de ‘heraut’ van ons land.  Een heraut was tijdens de middeleeuwen de scheidsrechter bij de riddertornooien die de ridders kon herkennen aan de kleuren en schilden en van al de deelnemers wist te vertellen tot welke geslachten zij behoorden, welke heldendaden zij verricht hadden en wat hun bezittingen waren. Dr. Warlop is zo iemand, hij publiceerde, onder andere, in vier boekdelen de wapens van de gehele Vlaamse adel van vóór het jaar 1300. Ons gesprek met hem verstomde even toen de kleuren van Stekene ter sprake kwamen.  Hij gooide zijn armen in de lucht en zei met een zucht: ‘Weer zo'n geval!’  De huidige kleuren van Stekene, blauw en geel, zijn gewoon de kleuren van Oranje en niet de echte oorspronkelijke kleuren van Stekene! 

Hier is wel een woordje uitleg nodig. 

 

Na de val van Napoleon in Waterloo 1815 werd in Wenen beslist om de Lage Landen samen te brengen onder het gezag van Oranje.  Op korte tijd werd een nieuwe administratie op poten gezet die geen ervaring had in onze streek. Om de gemeenten te legitimeren moesten deze hun naam, wapens en zegels laten registreren door het nieuwe bestuur.  Blijkbaar hebben heel wat gemeenten nagelaten de kleuren van hun wapen te vermelden.  Om een oeverloos geschrijf over en weer te vermijden kregen zij de kleuren uit het wapen van Nederland, azuur en goud of, in onze gewone kleurentaal, blauw en geel. 

Na de afscheuring in 1830 moest er opnieuw een administratie op poten gezet worden, nu in Brussel.  Deze bureaucratie draaide al iets trager en kon pas in 1845 onze gemeente registreren.  Het jonge bestuur van de Belgen, dat nog steeds op gespannen voet leefde met zijn noorderburen was zich van geen kwaad bewust, en bestendigde de kleuren van Nederland in de wapens van vele gemeenten.  Oranje boven!  Dat oranje vindt zijn oorsprong in de Franse stad Orange, waar de voorouders van de prinsen van Oranje, die vandaag de koninklijke familie uitmaken in Nederland, vandaan komen.  Daarom zwaaien onze noorderburen bij allerlei nationale gelegenheden met oranje wimpels alhoewel hun echte kleuren geel en blauw zijn. De Belgische administratie hield het echter onbewust bij het oude.

 

 

Het portret, waarschijnlijk van Lazerus Van den Daele.

Hij draagt de eretekens van de Sint-Jorisgilde.

Links in de bovenhoek het schild van Stekene.

Het schilderij werd op een bepaald ogenblik op een kleiner raam gespannen zodat een gedeelte van de buitenrand en ook een gedeelte van de daarop vermelde tekst verdween.

Foto’s d’EUZIE

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De echte kleuren van Stekene.

 

Lange tijd lag op een Stekense zolder een klein geschilderd portret, dat enkele jaren geleden, via een goede ziel, in de verzameling van onze heemkundige kring terechtkwam. De naam van de afgebeelde persoon en het jaartal waren niet goed leesbaar, maar mits wat zoekwerk konden we achterhalen dat de man waarschijnlijk een zekere Lazerus Van den Daele is; het jaartal is 1722.  Deze man liet zich waarschijnlijk op die wijze vereeuwigen ter gelegenheid van zijn koningschap in de schuttersgilde van Sint-Joris. In de linkerbovenhoek staat in kleur een wapen afgebeeld dat onmiskenbaar het wapen van Stekene is. Deze afbeelding werd dus honderd jaar vóór de registratie van het wapen gemaakt 'In sabel drie omgewende vissen van goud'. Of anders gezegd: de kleuren van Stekene zijn geel en zwart.

 

De Stekense stekelbaars?

 

Ieder jaar is er tijdens de feestmarkt een stekelbakjesworp en een tijdje geleden noemde een studentenvereniging zich de 'Stekelbakjes',

 

 

 

 

haar leden zwommen toen wel eens in troebel water samen met andere bakvisjes.  In beide gevallen verwijzen die visjes naar het wapen van Stekene. Telkens wordt er van uit gegaan dat de Stekense vissen stekelbaarzen zijn.  Een eerste vermelding daarvan vinden wij in het naslagwerk van De Potter en Broeckaert[i][i] waarin hierover vermeld staat: "Het gemeentewapen, bekrachtigd bij koninklijk besluit van 1845, is: d' azur à trois poissons contournés d'or, posés en fasce.  De oude koperen stempel bevindt zich in 't Museum van den Oudheidkundigen Kring te St-Nicolaas[ii][ii], en behelst in den rand de woorden : S. Prochie van Stekene. Dat wapen kan dan een “sprekend” wapen zijn, en terugzien op den tijd, toen de bodem dezer gemeente aan den Scheldevloed ontweldigd werd. De drie visschen, daarop voorkomende, zullen denkelijk zinspelen op de eerste nijverheid der Stekenaren, toen hier nog meer te verdienen was met de vischnet op den breeden stroom dan met de ploeg op het pas gewonnen land.  Dit wapen kan ook zinspelen op het kanaal, daar de visschen schijnen te zijn Stekelbaarzen (épinocles), welke men hier veel aantreft, en waarvan sommigen (zonder grond, volgens ons) den naam van Stekene zoeken af te leiden."

 

 

 

Enkele jaren later schreef rustend pastoor Frans Jozef Annaert[iii][iii]: Volgens de volksoverlevering droeg onze gemeente eertijds de naam Stekelbeek … Hij stelt zich daarbij de vraag of dat er de oorzaak van is dat ons gemeentewapen van oudstijden drie stekelbaarzen draagt (vischjes die men hier stekelbachen heet)?

Stekense snoek?

 

 

 

 

 

 

 

 

In de zijgevel van ons gemeentehuis kan men het monument van de boerenkrijg zien dat ter gelegenheid van de honderdste verjaardag van deze gebeurtenis in 1898 werd aangebracht.  De vissen in het wapen lijken duidelijk op 'snoeken'.  Heeft de steenkapper hier een vossenstreek uitgehaald of is hij verder gegaan op bestaande vroegere afbeeldingen?

We mogen veronderstellen dat de inwoners van Stekene al heel lang niet meer weten wat voor vis er in de kuip zit.  Wat wij wel weten is dat er in 1674 een hofstede staat aan de vaart naast de Sandersbrug op de Heikant die de naam 'De drie Snoeken'[iv][iv] draagt.  Dit zou zonder meer naar een verwijzing naar het wapen van Stekene kunnen zijn.

 

 

 

De oorspronkelijke zegelstempel van Stekene mag dan al zoek zijn (alle inlichtingen zijn welkom bij de redactie), afdrukken van deze stempel bestaan nog. Eén zaak die onmiddellijk opval., rekening houdend met de anatomie van de vis (vinnen, kieuwspleet,...), zijn toch wel het vermelden waard: 1° De vissen op het zegel zijn geen stekelbaarzen, noch snoeken.                                                                   BD

 

 

Vissen in de heraldiek.

 

De vissen die opduiken op de oudst bekende schilden zijn meestal onbenoemd van soort.  Pas later verschijnen de eerste herkenbare soorten. Er is sprake van de dolfijn, stokvis, paling, steur, baars, haring, zalm, barbeel, bot of schol, walvis, forel en snoek.

Later werden nog bijkomende kenmerken in de verf gezet of werden attributen toegevoegd.  Zo is er sprake van gevind, geschubd, gestaart en geoogd. Zo is het wapen van Enkhuizen bijna hetzelfde als dat van Stekene, het verschil is te zien aan de bek waar een druppel aanhangt, wat wijst op een haring, en zijn de visjes gekroond.



 

Stekene vissersgemeente?

 

Door het wapen van Stekene te vergelijken met deze van andere gemeenten zouden wij misschien een aanwijzing kunnen vinden omtrent het verband tussen Stekene als vissersgemeente en de vissen in het wapen. De vangst is echter mager en niet verhelderend, want de meeste gemeenten waar een verband met visserij kan gelegd worden hebben helemaal geen vis in hun schild.

 

Vissen en heiligen

 

Heiligen die een vis dragen als attribuut komen veelvuldig voor. Daarmee komen wij tot de hypothese dat de vissen in het Stekense wapen opgedoken kunnen zijn via een of andere heilige die hier in de loop van de geschiedenis speciaal werd vereerd. Eerder onverwacht kreeg ik bij een bezoek aan de Hallepoort in Brussel hierover een aanwijzing. Op de eiken middenstijl van een poort is daar een manspersoon gekonterfeit, kalend, met een korte baard en met aan de gordel, sleutels van een opvallend groot formaat. Het is duidelijk dat het om Sint Pieter gaat die daar tevreden tussen de wijnranken vertoeft. Hij draagt over zijn schouder drie vissen. Toen ik dan nog in onze gemeentelijke bibliotheek in een boek over Vlaamse kunst een afbeelding aantrof van een gedeeltelijk verguld zilveren schoteltje met een wapen zoals dat van Stekene met daarnaast een Sint-Pieter in vol ornaat was voor mij plots de cirkel rond. 

Kenteken van de nering van de zoetwatervissers

Foto Stad Gent

 

 

 

 

 

 

Het schoteltje is namelijk het draagteken van de deken van de nering van de zoetwatervissers in Gent en bevindt zich in het Oudheidkundig museum van de Bijloke in dezelfde stad. Het stuk heeft bescheiden afmetingen: het is 10,2 cm hoog en 8,5 cm breed. Binnen een omlijsting staat de heilige Petrus in een nis met de hemelsleutel in de hand, hij staat op een voetstuk waarboven watergolven zijn afgebeeld alsof hij op het water loopt. Onder dat voetstuk is het wapenschild van keizer Karel V afgebeeld, een tweekoppige adelaar van sabel op een gouden veld, met daarnaast twee Herculeszuilen die omzwachteld zijn met een banderol met de kenspreuk van Karel V: PLUS OULTRE. De Herculeszuilen en de spreuk horen samen en verwijzen naar de nieuwe wereld die keizer Karel pas in de schoot geworpen was door de ontdekking van Amerika in 1492 door Colombus. Deze zuilen van Hercules symboliseerden in de Oudheid het einde van de wereld en werden gesitueerd aan de straat van Gibraltar terwijl de spreuk ‘plus oultre’ zoveel betekent als ‘veel verder’, nog verder dus dan het einde van de oude bekende wereld, tot aan de nieuwe wereld.  Bovenaan staat aan beide zijden het wapenschild van de nering: drie vissen van zilver op een veld van sabel.  Op de rugzijde van het draagteken is het meesterwerk van Cornelis Bauwens aangebracht die in 1514 in de nering van de Gentse goud- en zilversmeden werd opgenomen. Het werk wordt gedateerd in de tweede helft van 1519 of kort daarna op grond van het feit dat Karel V op 26 juni 1519 tot keizer werd gekozen.

De drie vissen horen bij Sint-Pieter als patroon van de zoetwatervissers. Was hij trouwens zelf geen visser op het meer van Genesareth? Hij had van zijn meester de taak gekregen om hem op te volgen als leider van de christen gemeenschap en was daardoor de drager geworden van de sleutels tot de hemel. Hij verkreeg daardoor de macht om de hemel voor de hem toevertrouwde gelovigen te openen of te sluiten. Hij werd de portier van het huis van God. Kan men zich een betere of meer betrouwbare patroon voor zijn vereniging inbeelden?

De band met Stekene is nu vlug gelegd. De ouderen onder ons zullen nog wel weten dat wat nu ‘Bosdorp’ wordt genoemd vroeger ook wel ‘Sint-Pietersdorp’ genoemd werd.

Nu is Petrus (wat in het Latijn ‘steenrots’ of gewoon ‘steen’ betekent) ook de patroon van de steenbakkers die in Stekene steeds aanwezig zijn geweest. Van oudsher vieren zij hun feest op 29 juni, de feestdag van Sint-Pieter. In iedere wijk van Stekene werden dan ‘rozenhoeden’ opgehangen die de kinderen vlijtig vervaardigd hadden. Onder deze rozenhoed dansten ze dan en kregen ze snoep van de omwonenden. De steenbakkers zelf gingen eerst samen naar de mis en gingen daarna in de herbergen gaaibollen of schieten en ‘s avonds werd er een groot vuur gemaakt waarrond iedereen danste en zong. In de namiddag hadden de kinderen al een stoet gevormd waarin Sintepieter met omzwachtelde voet werd rondgereden in een stootkar, terwijl ze zongen van: “Sinte-pieter ee zijne voet verbrand van colère, van colère, Sintepieter ee zijne voet verbrand, van colère, van verstand.”[v][v]

Samen met de laatste steenbakkers is dit feest in Stekene teloor gegaan op het einde van de jaren ‘60. Op andere plaatsen in Vlaanderen wordt het nog steeds gevierd en, samen met d’EUZIE, ontsteken Davidsfonds Kemzeke en Stekene en Reintje Vos nog ieder jaar het Sint-Jans- en Sint-Pietersvuur en wordt er gedanst rond de rozenhoed aan het Vossenhol in de Sint-Jansteenstraat te Kemzeke.

 

Ongetwijfeld werd in Stekene gevist in het zoete water van de Stekense vaart die in 1315 werd aangelegd.  Vóór die tijd bestonden er zeker reeds waterlopen, maar die waren waarschijnlijk niet altijd bevaarbaar.  In een akte die dateert uit 1296 verleende Gwijde van Dampierre, de toenmalige graaf van Vlaanderen, een pachtrecht op eene visscherij te Stekene aan het ‘hospitaal van Stekene’[vi][vi]. Het is goed mogelijk dat er op een bepaald moment een plaatselijke gilde is geweest die deze zoetwatervissers heeft verenigd. Misschien heeft Stekene zich ooit als vissersdorp geprofileerd en is daaruit het plaatselijke wapen ontstaan. 

 

Besluit

 

De waarheid is simpel: we weten niet hoe het wapen van Stekene is ontstaan en waarom het dan juist de symbolen voert die wij nu kennen.  De vissen kunnen inderdaad verwijzen naar Sint-Pieter en dit zowel als patroon van de zoetwatervissers als van de steenbakkers. Het is goed mogelijk en zelfs waarschijnlijk dat de oorspronkelijke kleuren geel (goud) en zwart (sabel) zijn.  De huidige kleuren blauw (azuur) en geel (goud) stammen uit de vorige eeuw en verwijzen naar het Nederlandse koningshuis van Oranje. 

Maar één ding mag ons een troost zijn.  Ook de Wase hoofdstad Sint-Niklaas is met geel en blauw de Oranje-toer opgegaan. Niemand weet blijkbaar welke precies de kleuren waren toen daar de stadsrechten verkregen werden in 1812. Of toch? Iedereen, zelfs het kleinste kind, weet dat de brave Sint gekleed en afgebeeld wordt in rood en wit. Wie de Sint-Niklaaskerk bezoekt kan daar een oud processievaandel zien hangen met een afbeelding van de heilige. Hij lijkt wel een vaal bruine kleur te hebben, het licht van vele jaren heeft de oorspronkelijke felheid ervan aangetast. 

Wie op zoek wil gaan naar de oorspronkelijke kleuren in de wapens van de Wase hoofdstad en de Wase gemeenten heeft nog werk voor de boeg.

 



[vii][i] De Potter & Broeckaert, Geschiedenis van de gemeenten van Oost-Vlaanderen, Gent, C Annoot-Braeckman, 1881, derde deel, nr 4, Stekene, p. 51.

 

[viii][ii] Deze stempel is niet meer aanwezig. Zie kaderartikel

 

[ix][iii] Frans Jozef Annaert, Stekene en zijn Kerk, 1898, Gent Drukkerij A.Siffer, p. 16

 

[x][iv] Leo Van Goethem, Toponymie van Stekene. Stencil.

 

[xi][v] Zie Herman Heyse Sintepieter heeft zijne voet verbrand, d’EUZIE, 3de jg. nr.2, 1984, p.33

 

[xii][vi] Zie Frans Jozef Annaert, p.138