Heemkring
Stekene
www.deuzie.be
© Overname uit de tekst zijn
toegestaan mits vermelding van Auteur en tijdschrift. Info: <lucdebrant@gmail.com>
18de
Jaargang nr 4-3, december 1999 WITTE
WANTEN Valére
Cerpentier Valére
Cerpentier, °29/10/1929 geboren
en getogen in de Kiekenhaag te Stekene voorheen
wolverver, later werkzaam in het OCMW nu
gepensioneerd O p
de weg van Stekene naar de Koewacht stond er jaren geleden een eenzame
boerderij. Eugeen De Cock woonde
er als jonge boer, samen met zijn vrouw en drie kleine kinderen. Op
een zonnige middag eind augustus van het jaar 1940 was de boerin de melkkannen
aan het wassen in de achtertuin, toen ze plotseling in de verte het geluid
hoorde van trappelende paarden en bollende wagenwielen op de slechte kasseien. De
vrouw luisterde aandachtig en hoorde dat het geknetter dichterbij kwam.
Nieuwsgierig als ze was, ging ze naar de straat toe en vanachter de
gevel van het huis merkte ze dat het om een groep wagens ging die volgeladen
waren met Duitse soldaten en richting Koewacht reden. Zenuwachtig
liep ze naar binnen en ging voor
het raam staan gluren, natuurlijk zonder de gordijnen open te schuiven.
Langzaam zag ze het konvooi van zo 'n zestal wagens naderen.
De vrouw was angstig, ze herinnerde zich nog als kind de Duitse
soldaten van 1914-1918 die graan kwamen plunderen bij haar vader, en nu ineens
waren ze daar weer, nu zij alleen thuis was met haar jongste kindje van zes
maanden dat lag te slapen in zijn wieg. De
twee oudsten waren naar school en haar man was op het veld.
Het angstzweet brak haar uit. Terwijl
ze over dit alles nadacht, had de bende het hof al bereikt, ze hoorde enkele
soldaten tegen elkaar roepen van de ene wagen naar de andere en opeens werd er
halt gehouden. Toen er van de
eerste wagen een lenige soldaat sprong en met grote stappen het erf opkwam
begonnen de handen en benen van de boerin te beven en was het alsof ze aan de
grond vastgenageld stond. Om
verder na te denken had ze geen tijd meer want plotseling stond de Duitser in
de deuropening. Hij
groette de vrouw, bracht zijn rechterhand naar zijn voorhoofd en sloeg de
hielen van zijn laarzen zo tegen elkaar dat de boerin een stap achteruitging
van 't verschieten. De Duitser,
die gauw gezien had dat de vrouw beefde, zei vriendelijk: ‘Frau, du brauchst
keine Angst zu haben’. ‘Neenee
meneer’, loog ze, ‘ik ben niet bang’, maar ze kon de woorden nauwelijks
uit haar keel krijgen. De Duitser
die besefte dat hij zijn beetje Nederlands moest bovenhalen vervolgde: ‘Ik
kom hier allein maar essen fragen, ik zou spek met eieren willen en wat
brood’. De
boerin durfde niet neen te zeggen, maar bekeek de soldaat van onder tot boven
en zag toen aan zijn kepi en de goudkleurige knopen van zijn vest die in de
zonnestralen schitterden dat het geen gewone soldaat was.
Hij droeg ook een paar fijne witte handschoenen en ze besefte dat hij
wel een officier moest zijn. 'Jaja
meneer', zei de vrouw, ‘ik zal u rap wat spek met eieren gereedmaken’, en
ze ging naar de kelder om het nodige bij elkaar te halen. De
wantrouwige Duitser ging mee tot aan de kelderopening en volgde met zijn ogen
aandachtig de boerin. ‘Zet u
maar aan tafel meneer’ zei ze ‘terwijl ik u eten maak kunt u al een tas
koffie drinken’. Terwijl ze hem
een kop koffie bracht moest ze de vreemdeling weer bekijken en dacht ze: ‘zo
'n flinke mooie jongeling en zo ver van huis, wat is een oorlog toch
genadeloos’. Toen
het eten met zorg op tafel gezet werd, glimlachte de man en zei vriendelijk:
‘Danke schön’. Hij liet er
verder geen gras over groeien en begon smakelijk te eten.
De boerin stond zenuwachtig haar handen te wrijven en lonkte intussen
naar buiten. Zij zag hoe de
soldaten rustig op de wagens bleven en geduldig op hun baasje wachtten.
Wat gaan die minuten traag voorbij, dacht ze. Toen
de Duitser zijn laatste hap gegeten had vroeg de vrouw of hij nog een boterham
of een tas koffie wou. ‘Nein,
danke’ zei de feldwebel en stond terzelfdertijd recht, veegde zijn mond met
een gladgestreken zakdoek en stak een sigaret aan.
Hij ging tot aan de wieg waarin het kindje rustig sliep, fronste zijn
zwarte wenkbrauwen en glimlachte. Wat
hebben die Duitsers toch mooie uniformen dacht de vrouw.
Hij
nam een bankbiljet van tien mark uit zijn vestzak, legde het op de tafel en
zei op een dankbare toon: ‘Bitte’. Toen
gaf hij de vrouw de hand, sloeg weer de hielen van zijn blinkende Stiefels
tegen elkaar en sprak: ‘Auf wiedersehen’.
Dan ging hij weg met grote stappen,
zoals hij gekomen was. De
boerin liep weer naar het venster en zag hoe de caravaan langzaam in beweging
kwam. De vrouw liet zich
neerploffen op een stoel om van haar gespannen toestand wat uit te blazen en
besliste daarna de tafel af te ruimen. Haar
zenuwen kwamen maar pas goed onder hoogspanning toen ze de witte wanten van de
Duitser op een stoel zag liggen. ‘Vergeten’,
zei ze en ze nam ze krampachtig vast en liep er mee naar de straat,
vruchteloos, want de troep was verdwenen. Zonder
nadenken en met een op hol geslagen hoofd ging ze naar haar ouderwetse WC en
gooide de handschoenen in de beerput met de woorden : ‘Nim, hier liggen
diene vuilen Duits zijn wanten’. Maar
meteen had ze al spijt van wat ze gedaan had.
‘Dat had ik beter niet gedaan, 't zou kunnen dat hij er nog terug om
komt en wat moet ik dan verzinnen?’ Eigenlijk
was het nog geen slechte jongen en hij heeft nog goed betaald ook. ‘Ik had
niet zo vlug mogen handelen’, dacht ze.
Toen
‘s avonds haar man thuiskwam vertelde ze hem de hele historie, maar over de
handschoenen zweeg ze maar liever. Die
nacht kon de vrouw de slaap niet vatten maar gelukkig kwam de Duitser niet
terug. Een paar dagen later moest
de boer zijn beerput leegvoeren. Nadat
hij de val had opengelegd, meende hij twee handen te zien die boven de
brijoppervlakte uitstaken. Bijna
struikelend haastte hij zich in huis en riep tot zijn vrouw : ‘Er ligt
iemand in den beerput!’ Aarzelend
ging de vrouw mee, maar toen ze het griezelige gedoe zag begon ze te lachen en
kon zij haar domme daad niet meer verzwijgen.
Ze vertelde het hele wantenverhaal en bloosde. ‘Als
de soldaat terug komt om zijn wanten en hij ziet ze in deze staat, dan schiet
hij u dood’, zei de boer tegen zijn vrouw.
Vlug schepte hij ze boven en spoelde ze met zuiver water.
‘Was ze nu eens goed uit’, vervolgde de man, ‘en strijk ze dan,
dan kunt ge ze netjes bewaren in geval hij er terug om komt vragen!’
De vrouw gehoorzaamde en een uur later was de wantenmiserie uit de
wereld. De
officier is nooit teruggekeerd.
Nu,
59 jaar later, zijn de boer en de boerin overleden, maar de spierwitte Duitse
officiershandschoenen liggen nog steeds bewaard in een schuif bij een van de
kinderen !
Soms zenden we een brief met nieuws over de kring of andere
zinvolle activiteiten.
www.deuzie.be © Overname uit de tekst zijn toegestaan mits vermelding van Auteur en tijdschrift. Info: <lucdebrant@gmail.com>