20ste jaargang nr 3
2001 September
Het
verleden is niet achter ons,
zoals
men denkt, maar voor ons.
De
schaduw van wat was, werpt zich voor ons:
Wat
dood is, bestaat nog en gaat voor ons uit.
Felix
Henry Bataille |
H |
onderd
jaar geleden werd Victor Leemans te
Stekene geboren. Het leek ons een gelegenheid om wat dieper in te gaan op deze
veelzijdige en omstreden figuur.
|
Niettegenstaande
hij een van de markantste en briljantste figuren is die Stekene ooit heeft
voortgebracht is zijn naam bij de hedendaagse jeugd vrijwel onbekend.
Samen met zoveel
gebeurtenissen die zich tijdens en na de oorlog hebben afgespeeld, is ook de
figuur van Leemans in een taboesfeer beland waardoor allerlei feiten tot op
vandaag onuitgesproken zijn gebleven en bepaalde misvattingen nooit zijn
kunnen rechtgezet.
Omtrent de
verdienste van Victor Leemans tijdens de oorlog schrijft Manu Ruys in de Standaard van 26 december 1984: “Helemaal aan de
top van het civiele bestuur hebben twee mannen recht op biezondere
erkentelijkheid: de secretarissen-generaal Emiel
de Winter en Victor Leemans. De eerste leidde het ministerie van Landbouw
en zorgde voor de voedselbevoorrading van de bevolking, de tweede stond aan
het hoofd van het ministerie van Ekonomische zaken, en leverde een dagelijks
gevecht om de Belgische industrie ten dienste van het land draaiende te
houden.”
Tekening Boudewijn Dhondt |
Het
leven van Leemans is zo complex, zijn activiteiten veelvuldig en zijn
contacten verscheiden, dat we ons hier noodgedwongen beperken tot een algemene
schets van zijn levensloop.
Victor Louis Leemans werd op 21 juli 1901 geboren, naast de windmolen van Belram op ‘t Bosdorp[i], uit zeer vrome en werkzame ouders. Hij zou enig kind blijven. Zijn vader, René[ii] was molenaar; zijn moeder, Clementina Seghers[iii] was de dochter van Denis Seghers-Van Steen, die sinds 1862 eigenaar was van de molen.
Door de opkomst van het mechanisch malen moest de molen in 1914 verkocht worden, en ging vader werken op de grote Kaai[iv]. Tot een paar jaar na de oorlog woonde de familie daar in een herberg. Later gingen ze naar het Dorp wonen[v]. Grootmoeder, een oom en tante woonden ook in de Dorpsstraat, als typische renteniers van die tijd.
Als kleine jongen liep Victor dagelijks naar de lagere school bij de broeders in Stekene, twee kilometer van huis. Het was nog de tijd van gaslantaarns, spoken en geesten, en in de winter vielen die tochten in het pikdonker nogal tegen.
In 1913 werd hij, danig tegen zijn zin, naar Sint-Niklaas gestuurd, naar de Broeders Hiëronymieten. Hij bleef daar tot eind 1914. Op aanraden van zijn oom Louis Seghers[vi] liet hij zich inschrijven aan de Bisschoppelijke Normaalschool waar hij de rest van de oorlogsjaren heeft doorgebracht.
In die tijd kwam hij weinig naar huis omdat het schoolreglement van de kostschool dat niet toeliet, en omdat de Duitsers het niet goed konden hebben dat leerlingen zich te veel tussen het gouvernementsgebied en het etappegebied bewogen. Gelukkig kwam vader Leemans elke week op zijn kloefen naar Sint-Niklaas met boterhammen en wat vlees, want op school kregen ze meer rapen dan wat anders te eten, en ze hadden honger.
Desalniettemin bewaarde Victor Leemans goede herinneringen aan de vlaamsgezinde Normaalschool. Hij kwam er in contact met het rodenbachiaanse idealisme en, vooral door de figuur van priesterleraar Jef Van der Linden, met de wereld van priester Poppe[vii] en de Eucharistische Kruistocht, die voor de jongeman een unieke religieuze beleving betekende.
In 1919 werd Leemans tot onderwijzer gediplomeerd en na zijn legerdienst te Antwerpen benoemd aan de Broederschool te Stekene waar hij onderwijzer werd in het vierde leerjaar. In die jaren had hij reeds veel contact met Leuven en de Vlaamse jeugdbeweging, nadat Floris Prims hem tijdens zijn legerdienst in contact had gebracht met de Duitse katholieke jeugdbeweging.
Samen met advocaat Jos Van Haelst stichtte hij in 1920 de Katholieke Vlaamse Jonge Wacht (KVJW)[viii] te Stekene, naar eigen zeggen “een eigen jeugdbeweging die, doordrongen van de geest van Wardje Poppe, ook de arme mensen bezocht en het daardoor wel eens aan de stok kreeg met de Stekense bourgeoisie.” Doelgroep van de KVJW waren de (niet meer schoolplichtige) jongeren tussen 14 en 21 jaar die, in onderlinge samenwerking, de beginselen van hun geloof en hun Vlaams-zijn zouden uitdiepen en in praktijk omzetten, boven en buiten welke politiek ook.
Het idealisme en intellect van Leemans moeten een grote indruk gemaakt hebben op de Stekense jeugd, want al bij de oprichting telde de vereniging meer dan honderd leden.
In feite was de KVJW al een voorloper van de Stekense afdeling van het Davidsfonds die in 1928 door enkele onderwijzers, waaronder Leemans, werd opgericht. Het was onderwijzer Armand Waterschoot die in 1927 een aanvraag indiende om in Stekene met een Davidsfonds-afdeling te beginnen.
De katholieke bibliotheek ‘Het Davidsfonds’, die rond die tijd werd opgericht in een oud huis aan het Eindeken[ix], was vooral het werk van Leemans en zijn collega’s onderwijzers. Er was een goede samenwerking met de KVJW, wier activiteiten grotendeels van culturele aard waren, maar die ook aan vorming deed, waarbij goed gebruik werd gemaakt van de nieuwe bibliotheek die startte met zo’n 1200 boeken.
Op 28 januari 1928 werd het eerste bestuur van het Davidsfonds geïnstalleerd: Victor Leemans was de eerste voorzitter, Evarist van Pottelberghe werd ondervoorzitter en Armand Waterschoot secretaris (‘schrijver’). Ook deze vereniging kende door de uitstraling van Leemans een succesvolle start: in 1930 waren er al 150 leden, en het aantal bleef stijgen.
Groepsfoto
van de Katholieke Jonge Vlaamse Wacht. Men herkent ondermeer (tussen linksboven en rechtsonder): Albert Cortebeek, Eugeen Van Hecke, Armand Waterschoot, Leon De Witte, André Franck, Honoré Ferket, Robert Vlaeminck, Leon Van Vlierberghe, Remi Van Bauwel, Albert Tack, Aimé Geerinckx, Peer de Cock, Omer De Maere, Petrus D’hollander, Ernest De Colvenaer, Gilbert Creve, Désiré De Pauw, Wilfried Van Durme, Achiel Van Bauwel, Streemersch, Gilbert Streemersch, Edgard Vermandel, Peer Koppen, Basiel Ferket, Georges Selis, Omer Dullaert, Alfons Ferket, Julien Steel, Cyriel Persoon, Evarist Van Pottelberghe, Hubert Geerinckx, Victor Leemans, Hubert Smet, Kamiel Persoon, René Cruyplandt, Ghisleen Persoon, Albert Dias, Albert Ferket, René Van Remoortel, Roger Wille, Omer Van Remoortel, Georges De Maeschalck. |
Leemans vond zichzelf in die jaren nogal intellectualistisch ingesteld, en het lesgeven aan kleine kinderen was eigenlijk niet zo best aan hem besteed. Hij was eerder iemand die zich graag terugtrok in zijn boeken, in plaats van zich intens bezig te houden met de opvoeding van de kinderen, zoals bijvoorbeeld zijn collega Kamiel De Wilde.
Al in 1923 vertaalde Leemans “Von
heiligen Zeichen” van Romano
Guardini, Duits theoloog, cultuurfilosoof en priester. Hij ging studeren
aan Duitse universiteiten, en door zijn medewerking aan allerlei publicaties,
raakte hij bevriend met verscheidene intellectuelen, waaronder Frans
Delbeke, Marnix Gijsen, Gerard Walschap en vooral Edmond Rubbens en
Lodewijk
Dosfel
waarvan hij huisvriend werd.
In de traditie van Lodewijk Dosfel werd in 1927 het katholiek Vlaams nationalistische weekblad “Jong Dietschland”[x] opgericht onder impuls van priester Cyriel Verschaeve. Victor Leemans was van bij het begin tot 1930 hoofdredacteur. Andere medewerkers bij het tijdschift waren o.a. mevrouw Dosfel, de priesters Odiel Spruytte en Leo Dumoulin, Wies Moens, Ernest Van der Hallen, Ernest Claes, Frans Van Cauwelaert, pater Van Opdenbosch, Frans Daels.
Het tijdschrift was de spreekbuis van de jonge katholieke flaminganten, die poogden het Vlaams-nationalisme met het (hoofdzakelijk) rooms-katholieke solidarisme (geïnspireerd door Rerum Novarum) te verbinden. Het tijdschrift trachtte boven de partijpolitiek en met de grootste breeddenkendheid op zoek te gaan naar een nieuwe staatkunde die geen bedreiging meer zou vormen voor Vlaanderen.
|
Een jaar voor het blad verdween (in 1934) heeft Leemans ontslag genomen uit de redactie toen het tijdschrift te veel de anti-Belgische politieke toer opging, en openlijk de machtsovername door Adolf Hitler toejuichte, wiens fascistische stijl hem tegen de borst stootte. Hij bleef echter aan het tijdschrift meewerken onder de schuilnaam Victor Van Waas.
Postkaart
gericht aan Jos Vermeulen, Prinsstraat 16 Gent Verzameling John Buyse
|
Victor Leemans heeft talrijke studiereizen ondernomen naar Duits-land. In 1930 kreeg hij verlof om colleges en seminaries te gaan volgen aan de universiteit van Berlijn, en later aan het Forschungsinstitut für Soziologie in Münster. Hij beleefde er van nabij de dramatische crisisjaren met grote werkloosheid, de strijd tussen communisme en Nationaal-Socialisme, en de poging van het katholicisme om de kerk in het midden te houden. In Berlijn waren er toen bijna elke avond vechtpartijen met de communisten. Om in zijn levensonderhoud te voorzien schreef Leemans hierover verslagen voor het Nederlandse De Tijd. In Münster ontstond een artikelenreeks die hij schreef voor De Standaard over het Nationaal-Socialisme. Zijn interesse ging zowel uit naar de Duitse katholieken als naar het Nationaal-Socialisme zelf, dat naar zijn aanvoelen uit de klassenstrijd was gegroeid, maar waarvan hij de filosofie nogal “mager” vond. Het succes van het Nationaal-Socialisme weet hij eerder aan het gebrek aan zelfzekerheid en doortastendheid bij de katholieken.
In een reeks voordrachten door het Vlaamse Front Antwerpen waarschuwde Leemans tegen de uitwassen die het Duitse Nationaal-Socialisme te zien gaven: “massasuggestie, demagogie, blinde gehoorzaamheid, brutaal optreden, vechtpartijen, ophitsing, hysterie, gebrek aan diepgang, ... Hitler.”
In Leuven richtte hij in de vroege jaren ’30 een Politieke Academie op waar hij sociologie doceerde, een en ander publiceerde, en lezingen hield in de studentenmiddens.
Postkaart gericht aan Jos Vermeulen, Prinsstraat 16 Gent
Verzameling John Buyse
Leemans ambieerde zelf ook een academische titel, maar om toegelaten te worden tot een Belgische universiteit volstond zijn onderwijzersdiploma niet. Daarom liet hij zich in Parijs inschrijven aan de universiteit; en al had hij, omwille van zijn flamingantisme, wat moeilijkheden met zijn onderwijsinspecteur, hij kreeg van hem toch de toestemming om er geregeld drie maanden te gaan studeren aan de “Ecole de Hautes Etudes Sociales”, waar hij in 1931 met grote onderscheiding doctoreerde in de sociale wetenschappen.
Hij huwde op 7 mei 1932 in de Sint-Rochuskerk van Blankenberge, met Reimonda De Rijcker[xi], zuster van dokter Geert De Rijcker[xii]. Ze zouden vijf kinderen krijgen[xiii].
Kort na zijn huwelijk werd Leemans aangetast door tuberculose. Wekelijkse reizen naar Leuven om daar tot ‘s avonds laat te spreken, terwijl hij ‘s anderendaags toch weer voor de klas moest staan hadden hem wellicht uitgeput. De ziekte betekende ook het einde van zijn onderwijzersloopbaan.
Na een eindeloze reeks behandelingen en een zware operatie in Brugge[xiv], waarbij hem een long werd afgenomen, stuurden de dokters hem in 1933, doodziek, naar een sanatorium te Badenweiler in het Zwarte Woud. Hij werd er geconfronteerd met de begindiscussies over tegenstellingen tussen joden en nazi’s.
Na een behandeling van negen maanden mocht hij terug naar huis, voor een herstelperiode die nog jaren zou duren.
De dertiger jaren zijn voor Leemans een tijd van aanhoudende ziekte, geen onderwijs meer[xv], wel nog voordrachten en veelvuldige contacten, lectuur en studie, vooral van filosofische en sociaal-geëngageerde werken. Hijheeft toen ook veel gepubliceerd, vertalingen gemaakt en een groot aantal boeken geschreven, vooral over economie, filosofie, sociologie en politiek. Hij maakte bijvoorbeeld een tijd deel uit van de redactie van Volk, een Belgisch-Nederlands “maandblad voor Dietsche kunst en cultuur” (1935-1941), samen met onder andere Filip De Pillecyn, Ernest Van der Hallen en Anton Van de Velde. Het tijdschrift werd begin 1941 door de Duitse overheid verboden omwille van zijn katholiek engagement.
Zijn uiteindelijke genezing dankte Leemans aan de goede zorgen van zijn vrouw, en aan haar moeder[xvi] die altijd in zijn genezing was blijven geloven, en die hen een huis met grote tuin kocht, tegenover zijn ouderlijke woning in de Dorpsstraat te Stekene[xvii].
Op 7
oktober 1933 stichtte Staf de Clercq
het Vlaamsch Nationaal Verbond. Het VNV was een politieke beweging, met als
doel het Vlaams-nationalisme te organiseren. Het VNV stoelde in Vlaanderen op
een ruime katholieke conservatieve basis van intellectuelen, middenstanders en
studenten die de Nieuwe Orde wensten als alternatief voor de verzwakte
parlementaire democratie in België.
De partij kende bij de
verkiezingen in 1936 en 1939 een groeiend succes met een programma voor
federalisme. Onder druk van dit succes werden in 1936 akkoorden gesloten,
eerst met Rex en dan met de Katholieke Vlaamsche Volkspartij (KVV), die de
omvorming van België in een federale staat mogelijk moesten maken, echter met handhaving van een
vrij gekozen parlement, wat een dictatoriale staatsordening moest uitsluiten.
Al wilde Leemans zich niet politiek binden en al kwam
hijzelf niet op bij de verkiezingen, toch stak hij in zijn toespraken zijn
sympathie voor het VNV en voor “de nieuwe orde” niet onder stoelen of
banken.
Hij aanvaardde in 1936 wel de leiding van de Arbeidsorde, een beweging waarin de sociale organisaties van het VNV en die van Rex-Vlaanderen zich verenigden rond een gemeenschappelijk doel: duidelijkheid scheppen omtrent de plaats van de arbeid en de rol van de arbeider binnen de maatschappij. Leemans wou de totale bedrijvigheid van het volk vorm geven in een letterlijke Orde van den Arbeid, gesteund op waarachtige kameraadschap. In feite betekende de Arbeidsorde voor Leemans ook een zeker engagement in het VNV. Met Rex was de samenwerking van korte duur, ook al omdat deze constructie weinig ruimte liet voor toenadering tussen VNV en de Katholieke Vlaamse Volkspartij (KVV), en Leemans bleef nog altijd dromen van een apolitieke concentratie van sociale organisaties van KVV en VNV. Hij heeft trouwens ook nog pogingen ondernomen om de Arbeidsorde met het ACV te laten samensmelten. Hij kreeg echter de wind tegen van de VNV-leiding.
En dan kwamen de oorlogsjaren.
Bepaalde groepen, zoals het VNV en Rex, kozen voor openlijke collaboratie met
de Duitse bezetter. Na de bevrijding werden de leden
van deze organisaties trouwens gerechtelijk vervolgd.
Op 6 augustus 1941 was Leemans een van de Vlaams-nationalistische personaliteiten die aanwezig waren in het Paleis voor Schone Kunsten in Brussel bij de afscheidsplechtigheid van het eerste contingent van het Vlaams Legioen, 405 vrijwilligers die vertrokken naar het oostfront.
Een
greep uit de werken van Victor Leemans
Zur
soziologischen Gliederung Flanderns, in Süddeutsche
Monatshefte (1929) Kritik der
sociale Bewegung (1931) De Anschluss
en de Duitsch-Oostenrijksche Tolunie. Brussel, Standaard, 1931, 44 p. (Katholieke
Vlaamsche Hoogeschooluitbreiding verhandeling; 295) Vredesproblemen.
Brussel Standaard, 1931. 44 p. (Katholieke Vlaamsche Hoogeschool
uitbreiding verhandeling; 291) Het
Nationaal-Socialisme. Brugge, Cayman-Seynave, 1932, 58 p. Pers en
universiteit in Duitschland : een inleidende studie. Kortrijk
: Steenlandt, 1932, 126 p. W. Sombart's
theorie der economie. Brussel, Standaard, 1932, 95 p. (Katholieke Vlaamsche Hoogeschool
uitbreiding verhandeling; 306-307) Kritiek van
de sociale beweging (1932) Carl Schmitt:
bijdrage tot de sociologie van staat en politiek.
Antwerpen, De Sikkel, 1933. 96 p. Het nieuwe
front.
Langemark, Vonksteen, 1933. 244 p. F. Toennies
en de Duitse sociologie. Brugge Exelcior, [s.a.].1933, 199 p. Carl Schmitt.
Bijdrage tot de Sociologie van Staat en Politiek.
1933 De vlucht in
de idee: het geestelijke dilettantisme van Max Lamberty. Leuven
1935. 32 p. Politieke
sociologie.
Kortrijk, Steenlandt, 1936. 383 p. De Vlaamsche
arbeidsorde in de branding. Brussel, De Vlaamsche Arbeidsorde, [ca 1937]. 30
p. Hoogland: de
strijd om het Nieuwe Rijk. Leuven: Davidsfonds, 1938. 194 p. (Keurreeks nr.
20) Inleiding tot
de sociologie. Antwerpen: Standaard, 1938. 152 p. Werner
Sombart, zijn economie en zijn socialisme. Antwerpen, Nederlandse Boekhandel, 1939.
208 p. Inleiding tot
de economische politiek. (1938) Antwerpen, Nederlandse Boekhandel, [
s.a.]. 55p. Schermutselingen.
(onder pseudoniem Victor van
Waas) Antwerpen, De Nederlandse boekhandel, 1948. 201 p. Sören
Kierkegaard (1956), Antwerpen/Amsterdam,
Standaard Boekhandel, 1956, 177 p. Aanwezig
verleden.
Leuven, Davidsfonds, 1957. 316 p.(Keurreeks nr. 66) De Jonge Marx en de Marxisten (1962), Antw./Amsterdam, Standaard Boekhandel, 1962, 103 p. |
Na de
dood van Staf de Clercq nam de historicus Hendrik
Jozef Elias het leiderschap van het VNV over. Op 23 oktober 1942 was
Leemans aanwezig bij de opening van het politiek testament van ‘den Leider’ Staf De Clercq, en bij de benoeming van zijn opvolger
Hendrik Elias.
Na de capitulatie van het Belgisch leger moest, naar de woorden van de koning, het leven verder gaan. Om zeker te zijn dat België zichzelf zou blijven besturen onder de Duitse bezetting werd het bestuur van het land waargenomen door de secretarissen-generaal, nadat alle ministers naar het buitenland waren gevlucht, evenals de meeste ambtenaren en personeel die meestal dan nog alles hadden meegenomen dat niet te heet of te zwaar was.
Omwille van zijn brede economische onderlegdheid en zijn grondige kennis van het Duits, en gelet op zijn krediet bij de Duitsers, werd Victor Leemans door Raymond Delhaye, op dat moment secretaris-generaal van Volksgezondheid en Voedselvoorziening, aangezocht om te praten met de Duitse bezetter over prijzen en lonen. Hij heeft dit aanvaard. Na een eerste vruchtbaar gesprek werd hij door commissaris-generaal voor Wederopbouw, Charles Verwilghen, benoemd tot directeur van de dienst Prijzen en Lonen, en tenslotte is hij op 14 augustus 1940 (met de zegen van Duitsland[xviii]) door het College van Secretarissen-Generaal benoemd tot secretaris-generaal van Economische Zaken, in opvolging van G. Raven, die ontslag had genomen[xix].
Vanaf 4 oktober 1940 kreeg hij ook de
verantwoordelijkheid voor Buitenlandse Handel, waarbij inkomsten van uitvoer
perfect de kosten van invoer moesten dekken. Daartoe zat Leemans vanaf 25
november 1940 als beheerder naast de grote Belgische bankiers[xx],
in een daarvoor nieuw opgerichte Emissiebank.
De
Belgische verantwoordelijken opteerden voor een arbeidspolitiek,
d.w.z. het behoud van de industriële productie en de uitvoer ervan. Ze
achtten dit noodzakelijk om de ontmanteling van de eigen industrie te
voorkomen en de onmisbare invoer van voedingswaren te verzekeren, evenals de
tewerkstelling van arbeiders in eigen land.
Die
politiek was er een van het minste kwaad, een politiek van geven en nemen,
waarbij de secretarissen-generaal trachtten de schade te beperken, en zoveel
mogelijk uit de wacht te slepen op het vlak van voedselvoorziening, verplichte
tewerkstelling, enz. Zij hebben er ook voor gezorgd dat het bestuur uit de
handen bleef van Rexisten en VNV-ers, die ongetwijfeld België in de handen
van de Duitsers zouden gespeeld hebben.
Die
arbeidspolitiek kreeg van bij het begin de volle goedkeuring van
Leemans.
Al in
oktober 1940 drong hij er in een nota aan zijn collega’s
secretarissen-generaal op aan om niet met de bezetter samen te werken en diens
plannen te dienen, dan wel de eigen wil zo goed mogelijk door te drukken om zo
veel mogelijk kansen te bieden aan het voortbestaan en de vrijheid van het
land[xxi].
In zijn nieuwe functies zat Leemans voortdurend tussen twee vuren: enerzijds de Duitse eisen om meer leveringen en meer werkkrachten, en anderzijds de belangen van de eigen mensen.
Om alles zo ordelijk en rechtvaardig mogelijk te laten verlopen, vocht hij tegen alle pogingen van industriële en particuliere belangengroepen die rechtstreeks met de Duitsers trachtten te onderhandelen. In ‘s lands belang wilde hij kost wat kost de macht in handen houden van het Belgisch bestuur. Leemans stond erop dat er alleen onderhandeld werd van staat tot staat. Hijzelf probeerde dat in geweten zo correct mogelijk te doen vanuit “een bezorgdheid voor het gewone Belgische volk”, zonder onderscheid van taalgebied, stand of politieke overtuiging. Hij bleef ook buiten alle collaborerende groeperingen en bewegingen staan die tijdens de oorlog overal (ook in Stekene) opdoken.
Op 31 mei 1940 werd generaal von Falkenhausen bevelhebber voor België en Noord-Frankrijk. Economische onderhandelingen hier ten lande gebeurden met Reeder, burgerlijk hoofd van de Militärverwaltung (het Duitse militair bestuur in België), en diens rechterhand, de antinazi dr. Franz Thedieck[xxii]. Als Leemans hier zijn slag niet thuis haalde, trok hij naar Berlijn, de hoofdstad van het Reich. Tot vier maal toe is hij daar bij de Duitse overheid de Belgische belangen gaan bepleiten, hetzij om te voorkomen dat de zware Belgische industrie naar Duitsland zou getransporteerd worden, hetzij om de altijd grotere opeisingen van arbeiders en goederen tegen te houden. Het waren gedurfde en harde onderhandelingen. Zijn laatste reis, samen met Miel De Winter dateert van 16 tot 18 augustus 1943. Ze onderhandelen er met Fritz Sauckel[xxiii], verantwoordelijke voor de Arbeitseinsatz (inzet van arbeiders). Leemans protesteert er ondermeer tegen de deportaties, en tegen de methodes van opsluiting en gevangenneming die de Duitsers toepasten in onder andere Breendonk.
Voortdurend werd zijn tussenkomst en hulp ingeroepen bij de talrijke opeisingen van arbeiders en arbeidsters door de Duitsers, zowel door de gewone man als door allerlei hogere instanties.
Dat Leemans, een jaar na de capitulatie
nog steeds trouw is gebleven aan zijn vorst, bewijst deze dankbrief
vanwege het Hof. - Archief KADOC, Leuven |
|
Hij heeft altijd de dialoog met de Duitsers trachten open te houden, en talloos zijn de krijgsgevangenen, geïnterneerden, politieke gevangenen, gijzelaars en weerstanders die dank zij zijn tussenkomsten uit gevangenschap zijn ontslagen[xxiv]. Zo is hij er bijvoorbeeld in geslaagd om bij H. von Craushaar, vice-voorzitter van het militair bestuur, de definitieve vrijlating te verkrijgen van alle Waaslanders uit Watten bij Saint-Omer (Frankrijk). Op 24 september 1943 ontvangt hij van hen een dankbrief, ondertekend met 66 namen[xxv].
|
Uiteraard lag het leed van zijn geboortedorp hem bijzonder aan het hart. In het oorlogsarchief van Leemans vinden we verzoeken van verscheidene Stekenaren om zijn tussenkomst ten voordele van verwanten die om allerlei redenen vastzaten, zoals smokkel of wegens het bezit van een vals paspoort. Leemans trok zich bijvoorbeeld al in 1942 het lot aan van Gaspard Calle, en hield vader Georges Calle op de hoogte van de reacties die hij ontving van de Oberfeldkommandantur 570 te Gent[xxvi].
Fragment uit de dankbrief van de
vrijgelatenen uit Watten. 32 Handtekeningen op de voorzijde, 34 op de
keerzijde. - Leemansarchief KADOC, Leuven. |
Dan kwam er die verschrikkelijke nacht van 27 op 28 juli 1944 wanneer te Stekene een groot aantal burgers door de Gestapo wordt opgepakt[xxvii].
Leemans reageert onmiddellijk. Hij verdedigt de mannen, en veroordeelt de actie, die hij gevaarlijk noemt, omdat ze onrust zal zaaien in de gemeente die tot dan toe vrij was gebleven van elke sabotagedaad. Hij schrijft allerlei instanties aan, en vraagt de onmiddellijke vrijlating van alle betrokkenen, wat hun gezindheid ook mocht wezen. De betrokken gezinnen worden op de hoogte gehouden van een verhoopte gunstige ontwikkeling[xxviii].
Zijn vele tussenkomsten om mensen vrij te krijgen bleven spijtig genoeg maar al te dikwijls zonder succes. Maar zelfs dan stuurden de betrokkenen hem dankbetuigingen voor zijn volgehouden pogingen.
De grootste verdienste van
Leemans is wellicht dat hij tijdens de oorlogsjaren steeds met grote kracht de
nationale belangen is blijven verdedigen en de Belgische economie heeft kunnen
in stand houden, zodat de industrie na de oorlog opnieuw is kunnen starten
zonder al te veel problemen.
|
Afschrift
van de eerste brief die Leemans schrijft om de aangehoudenen van 28 juli ’44
vrij te krijgen.
- Archief KADOC Leuven
Brief aan Jules Calle, vader van
Georges. Soortgelijke briefwisseling werd ook gevoerd met o.m.
juffrouw Helene Nobels (zuster van Armand), mevrouw Werner De Kesel,
mevr. Regule Stroobandt (moeder van Albert), Dhr. Bauwens-Vercauteren
(vader van Roger). - Archief KADOC, Leuven |
|
|
Nog een tussenkomst van Leemans ten gunste van enkele Stekenaren. - Archief KADOC, Leuven |
In feite hebben de Duitsers zich lelijk in Leemans misrekend. In plaats van hen te helpen om België te doen opgaan in de economie van het Reich, deed hij er alles aan om België zijn zelfbeschikking en vrijheid te doen behouden. In zijn eisen is hij daarbij dikwijls tot op het uiterste randje van zijn eigen veiligheid gegaan.
Maar al heeft Leemans bij zijn onderhandelingen met de Duitsers altijd een grote humane bezorgdheid voor het Belgische volk aan de dag gelegd, voor heel wat Stekenaren - waaronder zonder twijfel heel wat mensen die de verschrikking van de oorlog en de Duitse wreedheden aan de lijve hadden ondervonden - betekende zijn hoge functie niets meer dan het bewijs van zijn Duitsgezindheid en zijn collaboratie. De gewone man in de straat had geen zicht op zijn ingrijpende rol tijdens de bezetting[xxix], noch op zijn diepe invloed, vóór de oorlog, op de Vlaamse intellectuele wereld.
Door zijn functie was Leemans dikwijls te zien in gezelschap van Duitse officieren (voorste rij, derde van links).
Men herinnerde zich vooral een Leemans die zich met de Duitse bezetter inliet, die zich met hen in het openbaar vertoonde, en die regelmatig hoge pieten met sjieke wagens bij hem thuis ontving. Hij werd het voorwerp van allerlei verdachtmakingen, en de gerechtvaardigde haat tegen de Duitse agressor werd op hem geprojecteerd. Victor Leemans werd het symbool van de collaboratie, en sommigen geven hem nu nog de schuld van alle Wit-Zwart-ellende die Stekene na de oorlog is te beurt gevallen. Die reputatie is hem helaas duur te staan gekomen.
Tijdens de voorlaatste bezettingsnacht had Leemans te Brussel nog secretaris-generaal Plisnier gered, die het gevaar liep door Rexisten te worden neergeschoten.
Bij de bevrijding in september 1944 was Victor Leemans thuis in zijn woning in de Dorpsstraat te Stekene. Op de dag dat Antwerpen bevrijd werd - nog vóór de bevrijding van Stekene - is de Witte Brigade hem daar komen aanhouden, samen met zijn vrouw en zijn vijf kinderen (het jongste was toen acht maanden oud), niettegenstaande er een bevel was van het gerecht van Dendermonde om hem te beschermen. De indrukwekkende bibliotheek van Leemans werd volledig geplunderd[xxx], de inboedel van de woning totaal vernield. Hij en zijn vrouw werden mishandeld[xxxi].
Zijn echtgenote werd dan door een officier van het Geheime Leger ondergebracht bij vrienden. Leemans werd meegenomen naar een boerderij, en tenslotte opgesloten in een paardenstal van de Rijkswacht te Sint-Niklaas, waar hij nog eens door een paar dronken rijkswachters met geweerkolven zwaar werd afgetuigd. Hij is van de dood gered door een lid van de Witte Brigade die uitriep: “niet schieten, want ik ben door de tussenkomst van deze man vrijgelaten”. ‘s Anderendaags hebben andere verzetslieden, die wisten wat hij voor hen gedaan had, hem uit de gevangenis gehaald.
Hij heeft dan, samen met zijn vrouw, tot eind 1944 bij de schoonfamilie van minister De Schrijver gewoond[xxxii], werd dan opnieuw aangehouden, naar Dendermonde gebracht, en dan naar de gevangenis van Sint-Gillis-Brussel.
In januari 1945 verblijft hij, onder bewaking, voor enkele dagen bij zijn doodzieke vrouw, waarvan hij, terug in de gevangenis, het overlijden op 22 januari 1945 niet kan meemaken. Zij is van ellende gestorven ten gevolge van de gewelddadige aanhouding. Geboeid, tussen rijkswachters, mag Leemans wel haar begrafenis in het hospitaal van Sint-Niklaas bijwonen. Het aantal aanwezige Stekenaren kon op één hand geteld worden.
Omwille van zijn ziekte, en na tussenkomst van zijn dokter Louis De Winter[xxxiii] is Leemans dan overgebracht naar een sanatorium in Terhulpen (La Hulpe), waar hij onder permanente bewaking verbleef. Hij las er veel en schreef artikelen voor het Tijdschrift voor Philosophie onder het pseudoniem Victor van Waas.
|
Doordat heel wat mensen tussenbeide zijn gekomen, en voor hem hebben getuigd (o.a. Mgr. Van Eynde, Graaf Lippens, en alle secretarissen-generaal) werd Leemans in 1947 door het Militair Gerechtshof buiten vervolging gesteld, en zonder proces door het Belgische gerecht vrijgelaten. Hij is nooit meer naar Stekene teruggekeerd. Hij vervoegde zijn kinderen, die waren opgevangen door zijn schoonzus Germaine De Rijcker in de Nijverheidsstraat te Sint-Niklaas, en in december 1946 verhuisde hij met hen naar Antwerpen. Nog tot aan zijn dood konden hij en zijn gezin op de toegewijde steun van zijn schoonzuster rekenen.
Familieleden
en vrienden rond het stoffelijk overschot van V. Leemans op het kerkhof
van Borsbeek, tijdens de toespraak door Abdon Heyse. - Foto De Standaard. |
Later zal hij zeggen: “Was 1944 er niet geweest dan woonde ik wellicht nog in Stekene”.
Sinds 1948 werkte hij intensief mee aan Kultuurleven en aan het dagblad De Standaard, waarin hij wekelijks bijdragen liet verschijnen. In 1958 kreeg hij de prijs van de “Scriptores Catholici”.
In het kader van de ‘verruiming’ werd hij in 1949 door P.W. Seghers en Jef De Schuyffeleer opgevist voor de CVP, als provinciaal senator voor Antwerpen. Hij bleef senator tot aan zijn overlijden. Binnen de CVP werd hij een autoriteit op het vlak van financiën en energiepolitiek, en in 1964 werd hij voorzitter van de senaatsfractie voor die partij. Al in 1958 was hij lid van het Europees Parlement in Straatsburg[xxxiv], waarvan hij op 24 september 1965 voor een jaar tot voorzitter werd verkozen.
De overstap van Leemans naar de CVP en het feit dat de oorlog zijn visie op de verhouding Vlaanderen-België gemilderd had, zette dan weer kwaad bloed bij veel Vlaamsgezinden in Stekene en daarbuiten, die zich door hem in de steek gelaten voelden.
Gedurende de laatste jaren van zijn leven werd hij nog geplaagd door de gevolgen van een zwaar verkeersongeval. Hij nam meer tijd voor zijn oude liefde, de beeldende kunst, maar bleef toch hardnekkig doorwerken, en één jaar voor zijn dood werd hij nog tot beheerder benoemd van de Bank van de Société Générale.
Victor Leemans overlijdt op 3 maart 1971 te Leuven. De uitvaartliturgie op maandag 8 maart in de volle Willebrorduskerk te Berchem begon met ruim twintig minuten vertraging, omdat de begroeting ten huize van de overledene door vele prominenten en vrienden, nogal was uitgelopen. Onder de aanwezigen de bisschop van Antwerpen, verscheidene ministers, binnen- en buitenlandse hoogwaardigheidsbekleders[xxxv]. De priester noemde Leemans “een wijs, edelmoedig en eenvoudig man”.
Op het kerkhof werd het woord gevoerd door burgemeester Abdon Heyse van Stekene, die aan de aanwezigen een woord van Leemans zelf meegaf: “Wat er ook moge gebeuren, aan ons hart verandert er niets”.
Victor Leemans werd begraven in Borsbeek, wat zijn vriend Willem Melis deed parafraseren: “Stekene ingrata non habeat ossa mea; het ondankbare Stekene zal mijn gebeente niet bezitten.”
Joos Florquin, Ten huize van ... 7, Davidsfonds Leuven, 1971
Puck Verstraeten, Omgaan met oorlog, onderzoek naar de verwerking van het oorlogsverleden in de Oost-Vlaamse gemeente Stekene, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, onder leiding van Prof. Dr. B. De Wever, RUG 2000.
Het
Leemans-archief,
KADOC
Leuven (het Katholiek Documentatie- en Onderzoekscentrum van de universiteit)
Bert De Cock, Welig en woelig Waasland, D.A.P. Reinaert uitgaven, Zele 1976
Interview met Victor Leemans (zijn laatste?) op 10 januari 1971 in zijn woning, Prins Albertlei 8 Berchem, door Kasteelgalm, het tijdschrift van de Bisschoppelijke Normaalschool van Sint-Niklaas, lente 1971.
Encyclopedie van de Vlaamse Beweging ,deel 1, uitg. Lannoo, Tielt,
1973.
dr. Paule Daems-Van Ussel, Het oorlogsarchief van Victor Leemans, artikelenreeks in de Standaard, december 1984
dr. Paule Daems-Van Ussel, Inventaris van Archivalia van Victor Leemans (1901-1971), KADOC Leuven, 1987.
Encarta-encyclopedie 2001
Mark Van den Wijngaert, Het beleid van het comité van de secretarissen-generaal in België tijdens de Duitse bezetting 1940-1944, Brussel 1975
Mark Van den Wijngaert, De keuze van het minste kwaad, De Oorlogskranten, deel 13
Verscheidene publicaties van Leemans zelf.
Dagblad De Standaard
[i] De houten schorswindmolen werd opgericht omtrent 1840 op de Belram Sectie B nr. 209b door Augustinus Mariman. Na een brand in 1852 werd hij in 1858 wederopgebouwd. In 1869 werd hij aangepast tot korenwindmolen. Vader Leemans kocht de molen van zijn schoonouders in 1903, en verkocht hem in 1914 aan landbouwer Eduard De Roos-Thiron. De molen werd afgebroken in 1926. - Uit Kultureel jaarboek der provincie Oost-Vlaanderen, 1962, 2de deel.
[ii] Benedictus Renerius Leemans, °Hamme 22.10.1862, +Stekene 17.03.1944.
[iii] Clementina Maria Seghers, °Stekene 27.11.1864, +Stekene 07.12.1938.
[iv] Nu Kaaistraat.
[v] Op de plaats van het huidige Dorpsstraat 35, waar nu een schoonheidssalon gevestigd is.
[vi] Broer van Clementina, notarisklerk en ongehuwd. Hij hielp ook de studies van Victor betalen.
[vii] Met Ward Poppe onderhield Leemans een persoonlijk contact.
[viii] Niet te verwarren met de “Vlaamse Wacht”.
[ix] Het gebouw bevond zich op de speelplaats van de jongensschool tegen de straat, naast het ingangspoortje. Er kwam onlangs een woning voor in de plaats.
[x] Niet te verwarren met het studententijdschrift dat onder dezelfde naam werd uitgegeven tussen 1898 en 1914 op initiatief van Lodewijk Dosfel, toen eerstejaarsstudent te Leuven.
[xi] Reimonda De Rijcker, °Blankenberge, 14 april 1907, +Sint-Niklaas 22 januari 1945.
[xii] Dokter De Rijcker zal bij de gemeenteverkiezingen van 1932 samen met o.a. Abdon Heyse opkomen met een Katholieke Vlaamse Groepering.
[xiii] Hertha (°1933), Willem (°1934), Kristiaan (°1936), Ingrid (°1938) en Dirk (°1944).
[xiv] In het St.-Janshospitaal door Prof. dr. J. Sebrechts. Het was de eerste gelukte operatie van die aard in België.
[xv] Leemans bood zijn ontslag als onderwijzer aan voor de gemeenteraad van 30.05.1934.
[xvi] Mevr. Wwe Rosalie De Rijcker-Laga, Blankenberge.
[xvii] Het huidige Dorpsstraat 46, waar nu “De Vier Jaargetijden” is gevestigd. Het huis was voorheen eigendom van de familie Vijdt.
[xviii] Leemans was aan de Duitse bezetter voorgesteld door vooraanstaande Belgicistische bourgeoisiemiddens die zelf in de Duitse overwinning geloofden.
[xix]
G. Raven was waarnemend Secretaris-Generaal in de plaats van baron J. Snoy
et d’Oppuers, die na zijn terugkeer uit Frankrijk op 8 juli 1940 van de
Militärverwaltung geen toelating kreeg om zijn functie te hervatten.
[xx] De man waarmee Leemans naar eigen zeggen de gevaarlijkste dingen heeft gedaan, was trouwens Alexander Galopin, gouverneur van de Société Génerale. Galopin, een persoonlijke vriend van Leemans, was een van weinigen die precies wisten wat de secretarissen-generaal voor het land hebben gedaan. Hij werd op 28 februari 1944 laffelijk vermoord door een speciaal doderscommando van de Vlaamse Nazi’s, nadat hij kort tevoren afscheid had genomen van Leemans aan diens ambtswoning te Brussel.
Galopin was ook de voorzitter, spilfiguur en woordvoerder van het “Comité Galopin”, een groep prominenten uit financiële, economische en juridische kringen, die van bij het begin van de oorlog de beslissing hadden genomen om de economische bedrijvigheid van het land onmiddellijk te hervatten.
[xxi] De bewuste nota bevindt zich in het Leemans-archief in Leuven.
[xxii] Dr. Thedieck, toen Oberkriegsverwaltungsrat, later kabinetchef van Adenauer, was iemand met wie te praten viel. Voor wat hij voor België deed, ontving hij na de oorlog een gouden kruis van Koningin Elisabeth. Hij is na de oorlog met Leemans bevriend gebleven, en was zelfs aanwezig op diens begrafenis.
[xxiii] Ter dood veroordeeld in de Neurenbergse processen
[xxiv] Hij heeft o.a. op 26 augustus 1943 de vrijlating bekomen van mgr. Van Waeyenbergh, rector magnificus van de Leuvense Universiteit, en daags voor de bevrijding verkreeg hij de intrekking van de doodstraf van de broer van oud-minister Charles-Ferdinand Nothomb, die Engelse piloten had helpen ontkomen.
[xxv] In het oorlogsarchief van Leemans vindt men talloze dankbrieven, zowel van gewone huisvrouwen, joden, ambtenaren, industriëlen, als van studenten, professoren, intellectuelen, burgemeesters en ministers, als van de kerkelijke overheid en van het Hof in Laken
[xxvi] Briefwisseling met Gent en met Georges Calle in oktober 1942, bewaard in het KADOC te Leuven.
[xxvii] Het betrof vermeende leden van het verzet en werkonwilligen, waaronder Paul Baert, Roger Bauwens, Georges Calle, Werner De Kesel, Albert De Schrijver, Maurits De Wachter, Alfons Dias, Armand Nobels, Jozef Nobels, Albert Stroobandt, nog een Albert Stroobandt, Bernard Vaerewijck, Gilbert Van den Berghe, Carl Van Esbroeck, Etienne Van Hoye, Frans Van Hoye, Remi Van Hoye, Alfons Van Vlierberghe, Florent Verschueren
[xxviii] Ten minste vijf van de gearresteerden werden al na een paar dagen vrijgelaten, Georges Calle, Albert Stroobandt, Carl Van Esbroeck, Frans Van Hoye, Remi Van Hoye en Alfons Van Vlierberghe zouden helaas de kampen niet overleven.
[xxix] Leemans speelde bijvoorbeeld een belangrijke rol bij het welslagen van Winterhulp, een organisatie die op 29 oktober 1940 door de secretarissen-generaal werd opgericht om “de armen en de misdeelden bijstand te verlenen”. Hij ijverde vooral voor de aanvoer van medicijnen en voedingsmiddelen (ook uit het buitenland, zoals Portugal en Zwitserland) en voor de kolenbedeling.
[xxx] Zijn oorlogsarchief is bewaard gebleven, doordat hij het de laatste dagen van zijn ambtstijd liet inmetselen in zijn woning te Stekene. Op die manier is het gelukkig niet in de handen gevallen van de repressie van de straat. Een gedeelte van de documenten zijn op het Krijgsauditoraat terecht gekomen; het andere gedeelte bewaarde hij in het tuinhuisje van zijn woning te Berchem, en is later door de familie in bewaring gegeven aan KADOC te Leuven (het Katholiek Documentatie- en Onderzoekscentrum van de universiteit)
[xxxi] Leemans is altijd dankbaar gebleven tegenover Cesarine De Block, beenhouwersvrouw uit de Stationsstraat, die in de omgeving van het gemeentehuis nog voor hem is gesprongen om hem te beschermen tegen iemand die hem met een pikhouweel te lijf wilde gaan.
[xxxii] Het gaat om de familie Willy en Miet Scheerders-De Belie te St.-Niklaas. Onmiddellijk bij de bevrijding konden twee kinderen en de echtgenote van Leemans bij hen een voorlopig onderkomen vinden. Mevrouw August de Schrijver-Scheerders was ook door Leemans geholpen tijdens de bezetting.
[xxxiii] Louis De Winter was dokter in Brugge, uitgesproken belgicist en voorzitter van De Vuurkruisers (houders van de medaille ‘Vuurkruis’, een van de belangrijkste onderscheidingen uit de eerste wereldoorlog). Het was Willem Melis die hem nog vóór zijn longoperatie die dokter had aangewezen.
[xxxiv] Hij was er voorzitter van de Commissie voor Energie, Onderzoek en Atoomvraagstukken.
[xxxv] Naast de familie en mgr. Daem, waren ondermeer aanwezig: senaatsvoorzitter Struye, de voorzitter van het Europese parlement, de voorzitter van de Franse senaat Alain Poher, de ministers Theo Lefèvre, P.W. Segers en Leo Tindemans, burgemeester Lode Craeybeckx, oud-ministers Deboodt, Custers en Hulpiau, Pol Provost, voorzitter van het Verbond der Belgische Nijverheid, prof. Piet de Somer, rektor van de Leuvense universiteit, UFSIA-rektor Dhanis s.j., oud-senator Jan Segers, Hendrik Borginon, de gewezen Westduitse staatssecretaris dr. Thedieck, talrijke parlementsleden uit alle partijen, vooraanstaanden uit de financiële, sociale, economische en uitgeverswereld, o.a. directeur-generaal De Smaele van de Standaard.