19-jaargang deel 1 nr 8

maart 2000

Vlaamse volksnamen van planten - deel 5

 

“Zwaaien met je tovervorken ...

geeft je een nieuw jaar zonder zorgen !”

 

 

Harry Van Driessen en Hilde Meersschaert (tekeningen)

 

 


E

en groot deel van onze inlandse loofbomen behoort tot 2 plantenfamilies: beuken, eiken en tamme kastanjes tot de beukenfamilie; berken, haagbeuken en elzen tot de berkenfamilie.

 

De beuk kent een groot gamma nauw verwante volksnamen: beukenboom, bokken-boom, biek, boekeboom, boekeleer, boekel, book, bukeboom, ... Beukennootjes werden vaak buuk genoemd.

 

Ook de zomer- en wintereik kennen een hele reeks gelijkluidende namen, o.a. aajk, aajkeboom, eek, uuk en oďk. In West-Vlaanderen werd het hout van de kuipersboom door de kuipers of tonneliers gebruikt voor het aanmaken van duigen.

Vaak zie je in het najaar aaikegallen. Deze vaak wat rood aankleurende eikenbladgallen werden wel eens gebruikt om een wat vieze, rood-bruine schrijfinkt te maken. In het Waas-land sprak men af en toe van inktgallen.

Talrijke volksnamen van de tamme kastanje wijzen op de eetbaarheid van de noten: eetkastonje, goei-kastanje, tamme kastanieboom en hoizenoikesboom.

Eikenbladgal

Ook hazelnootjes zijn perfect eetbaar. De vruchtjes van de hazelaar vertonen bovendien een baard, wat via het Frans aanleiding gaf tot berbelle, barbelle, barbellenboom en baarnotenboom. Door dikke stammen te knotten bekwam men een barbellentronk.

Een wat verrassende naam is tovervorken. Tot eind vorige eeuw werden - liefst tijdens de kerstnacht - magische vorkvormige takken gesneden uit het hout van de hazelaar. Een goede raad was ook toen goud waard: “Zwaaien met je tovervorken, geeft je een nieuw jaar zonder zorgen!”
Naar zijn witte stam werd de berk vaak blekker genoemd. Het rijs of de kleine takjes van het bessemrijs was ideaal geschikt om bezems te maken. Opmerkelijk is ook berkehaarwaterboom. Het berkehaarwater werd gebruikt tegen “roos”.

 

Elzenteer, eggelaren-trijnen, errelaar, heentenhout, herzelleer en harrenteer zijn nog maar enkele van de vele namen die aan de haagbeuk werden gegeven. Soms spreekt men van jukhout. Het hout van de haagbeuk was zo hard en taai dat het ideaal geschikt was voor het vervaardigen van ossen- of paardenjukken. Soms werd het ook gebruikt om vlashekels te maken Dit leidde tot hekelteer, herenteer en herentree.

Uiteraard kennen we de haagbeuk allemaal als haagplant: meikeverswjer of meuleneirsblaren. De takken kunnen dan zo gewrongen en in elkaar gedraaid zijn dat ze doen denken aan de darmen in ons lichaam. Ook deze takken noemde men darmen.

 

Tenslotte nog dit: om een “hels” vuur aan te maken gebruikte men bij voorkeur het hout van nog een andere boom: de els. Dit leidde tot o.a. elje, eljenhout, elzenhout, giels en gielsehout.


Overzicht

 

Vermelde families en soorten:

- Fagaceae (Beukenfamilie): Beuk (Fagus sylvatica), Eik (Quercus) en Tamme kastanje (Castanea sativa)

-  Betulaceae (Berkenfamilie): Hazelaar (Corylus avellana), Berk (Betula), Haagbeuk (Carpinus betulus) en Els (Alnus)

 

Vlaamse volksnamen (onderlijnd: o.a. in Waasland en directe omgeving)

- Beuk: beukenboom, bokkenboom, bikkeboom, biek, boek, boekeboom, boekeleer, book, bukeboorn, (nootjes: buuk)

- Eik: aaik, aaikeboom, eek, eekenboom, eikeboom, eikelaar, ük, oďk, kuipersboom

- Tamme kastanje: eetkastonje, etkristonjeleboum, goei-kastonje, temme-kastanje-boom, tamme-kastann(i)eboom, kasta(u)njele(e)(i)r, (temme-)kastonjeboom, kastonjeleer, kastonneleire, temme-kastajeboom, kastoendelirre, suikerkastanje

- Hazelaar: berbelle, barbelle, borbelle, barbellenboom, barbellentronk, baarnotenboom, hazeneuteboom, hazelneuteboom, hazelnotenboom, hazenoteleer, hazenotel(ei)(a)re, hazenotentronk, hoizenhot, hazeleire, hauzeleir, noteboom, nozenoteleer, noizenoteleire, nookesboom, nootjeshaat, (nootjes: baarnoten, baardneuten, bloknoten, hoizenoikes, hauzenootjes, boschneuten)

- Berk: beelk, bilk, beilk, beilkenboom, belboom, belkenboom, bilt(enboom), berkeboom, blekker, bessemrijs, meienhout, berkehaarwaterboom

Haagbeuk met meikever

- Haagbeuk: darmen, eggelaren-trijnen, elzenteer, errelaar, gieuntehaag, gieuntehout, heentenhout, heernenhout, heiningenhout, heinkenshout, heinenteer, hunter, hekelteer, herentr(e)(i)e, herenteer, herenthout, h(i)(e)lster, hirelir, herntril, herzelleer, herzil(en)teer, hertenhout, jukhout, harrenteer, meikeverswjer, meuleneirsblaren, branken, enter(hout), hazenteer

- Els: elje, eljenhout, elzenhout, elzenhaat, elzerenhout, elzenheit, giels, gielsehout, eller

 

 

Nog gekend in steekproef Groot-Stekene:

- Beuk: buuk

- Eik: eek

- Hazelaar: hauzenootjes

- Haagbeuk: meikeverswjer, meuleneirsblaren

- Els: elzenhaat

 


 

Belangrijkste andere volksnamen in Nederland:

- Beuk: bikkenotenboom

- Eik: flokhout, pantoffelhout, dwergappel

- Tamme kastanje: makke kastanje, zoete kastanje

- Hazelaar: planapboom

- Haagbeuk: booghoutboom, harrekop, wielboom

- Els: gravenhout


Belangrijkste Middelnederlandse namen:

- Beuk: buekenboom, bueckeboom

- Eik: eeckelboom, eycke

- Tamme kastanje: castanieboom, carstainge

- Hazelaar: hagelaere, haesnote

- Berk: bercken(boom), berckeler

- Haagbeuk: hauenbuecke

Berk

- Els: else, elsenboom

 

 

Voor inleiding en literatuuropgave: zie d'EUZIE, jg. 18, 1999, nr. 1