Vrij snel nadat de vorige nieuwsbrief vertrokken was, kregen
we vanuit Holland (
Naturalis Leiden) een reactie op het
verhaal van die levende padde. Het zou om een
PADDESTEEN gaan die eeuwen lang voor kopbrekens
zorgde.
Er blijken twee soorten te bestaan: Stenen
die uit een pad komen, en omgekeerd.
Een paddesteen, (zoals batrachiet of echiniet) is een
holle steen met daarin een zeer kleine opening.
De
paddestenen werden in de late middeleeuwen veel besproken.
Sommige geleerden meenden dat de stenen zelf de padden
hadden voortgebracht. Deze theorie heet abiogenese. Anderen
meenden dat een kleine pad in de steen was gedrongen en
daarbinnen was blijven groeien. Het raadselachtige aan de
stenen is dat men ze ook diep onder de grond, in mijnen,
gevonden heeft.
Jacob van Maerlant beschrijft
een paddesteen in zijn boek over slangen maar bij hem gaat
het om een dennenappelvormig amulet vervaardigd uit het oog
van een pad. De amulet zou verkleuren wanneer zij met gif in
aanraking kwam.
De humanist Anselmus Boëtius de
Boodt schreef rond 1610 een "De la Pierre de
Crapaut, ou Garatroine" over het verschijnsel. Ook Athanasius
Kircher brak zich in 1678 in zijn Mundus
Subterraneus of "D'Onder-Aardse Weereld" het hoofd over deze
stenen.
Bij Kircher is er sprake van "afdrukken van
padden in stenen".
Op Gran Canaria komt een zeldzame
plant, de Sideritis discolor, of "paddesteen" voor.
Dit alles volgens Wikipedia.
Toadstones (nms.ac.uk)
https://en.m.wikipedia.org/wiki/Entombed_animal
met dank aan; Ruud Meuleman